Ruimtelijke analyse en afstandberekening Digitaliseerfouten en oppervlakteberekeningen Laten we het p-mediaan probleem bestuderen. Als een foutief, door aggregatie ontstaan, centroïdpunt wordt toe gepast (bijvoorbeeld het ruimtelijk gemiddelde versus de ruimtelijke mediaan versus het fysieke middelpunt), kan een specificatiefout worden geïntroduceerd in de ana lyse. Als bijvoorbeeld het aantal medianen p zodanig toeneemt, dat het gelijk is aan het aantal oppervlakte elementen n, kan iedere mediaan worden toegekend aan een uniek oppervlakte-element. In dit geval lijkt het logisch om voor het oppervlakte-element de ruimtelijke mediaan als het centroïdpunt te kiezen; bij een andere keuze zou er geen minimale afstand bestaan tussen het type centroïdpunt en de gelokaliseerde geografische ver schijnselen. Omdat in de meeste situaties, per oppervlakte-element, de informatie over de ruimtelijke verdeling onbekend is, wordt de uniforme verdeling als meest waarschijnlijk aan genomen (deze aanname leidt tot chloropleetkaarten). De keuze voor een uniforme verdeling is consistent met de berekening van het fysieke centroïdpunt. In eerdere studies is gebleken dat er verschillende dis cussies en toepassingen zijn van met name drie typen centroïdpunten. De ruimtelijke mediaan lijkt het meest geschikt voor het p-mediaan probleem. Specificatiefou- ten blijken bij dit soort aggregatieproblemen niet of nau welijks waarneembaar, als het ruimtelijke gemiddelde wordt vervangen door de ruimtelijke mediaan. Echter, met name door het gebrek aan gedetailleerde informatie, over de spreiding van geografische verschijnselen binnen een oppervlakte-element, wordt het fysieke centroïdpunt het meest toegepast. Een nader onderzoek zou antwoord moeten geven op de volgende vragen: Thema 1 welke van de drie typen centroïdpunten leidt tot een minimaal effect van de afstandfout, wanneer aggrega tie van ruimtelijke gegevens wordt toegepast; kan een typologie van de verschillende problemen worden ontwikkeld, waarbij de toepassing van elk ty pe centroïdpunt wordt verduidelijkt. Het belang om dit soort fouten te specificeren, is sterk gecorreleerd met de ruimtelijke verdeling van geografi sche verschijnselen in oppervlakte-elementen. Een ruim telijk statistische maat voor deze spreiding is de stan daard-afstand. Als de standaard-afstand voor een ruimte lijke verdeling naar nul nadert, zal de aggregatiefout naar nul afnemen, zolang het ruimtelijk gemiddelde of de ruim telijke mediaan wordt gebruikt om afstanden te bereke nen tussen oppervlakte-elementen. Dit geldt ook wan neer het cluster van verschijnselen zich in het centrum van het fysieke oppervlakte-element voordoet. Hieruit volgt: Thema 1 en 2 vragen om een denkbeeldige en creatieve toepassing van ruimtelijke analyse. De thema's be schrijven aspecten van het specificeren van fouten. In het volgende deel wordt aandacht besteed aan aspecten van digitaliseerfouten (dichtheid van punten). Wat Is de werkelijkheid? Inmiddels is men zo vertrouwd geraakt met reken- en visua lisatiemodellen (bijvoorbeeld benaderingskrommen voor het berekenen van digitale terreinmodellen), dat het nog moeilijk is om de werkelijkheid voor te stellen Beschouw een verzameling gedigitaliseerde punten (Xj.Yj), i 1,2, n} en construeer een gesloten polygoon op basis van deze punten, waarbij geldt dat: (Xn 1,Yn 1) (X^Y,). Stel dat de oorspronkelijke n- coördinaten worden geplaatst in twee n x 1 vectoren X en Y. De n x n matrix C+ bepaalt de ruimtelijke structuur door de volgorde van de punten, zodanig dat: Cy 1 als geldt dat j i 1of Cy 1 als geldt dat zowel i n en j 1, of Cy 0, de bovendiagonaal elementen de waarde 1 hebben, het linkeronder element de waarde 1 heeft, terwijl alle andere elementen de waarde 0 hebben. Tevens geldt dat de getransponeerde matrix (C+)' C~. De trapeziumregel kan worden gebruikt om de opper vlakte te berekenen van de betreffende polygoon. Hieruit kan een formule worden afgeleid om het fysiek centroïd punt van het vlak te berekenen. Een formule voor de oppervlakte [Opp] is: Opp Y' (C- C") X/2 Wanneer en rj, als fouten worden beschouwd in res pectievelijk de gedigitaliseerde punten x; en yj, kunnen drie situaties worden onderkend: Case 1 Covariantie (l,^) 0; alle coördinaten, ook de coördinaten van hetzelfde punt, zijn ongecorre leerd; Case 2 Covariantie (4,^) poêon; de coördinaten van verschillende punten zijn gecorreleerd, maar de coördinaten van hetzelfde punt niet Case 3 Covariantie (|,rj) 0; alle coördinaten van ver schillende punten zijn ongecorreleerd, er bestaat echter wel correlatie tussen x- en y- coördinaat (door ruimtelijke lineaire operatoren, ontstaan door de tijdsafhankelijke beweging tij dens het digitaliseerproces). Na toepassing van de voortplantingswet kan worden aan getoond dat de oppervlakteberekening in alle drie de ge- Thema 2 kan de standaard-afstand effectief worden gebruikt om een onderscheidingsdrempel te creëren tussen serieuze en triviale aggregatiefouten; kan deze maat worden gebruikt om fouten, in het spe cificeren van een type centroïdpunt voor een oppervlakte-element, te voorkomen. Door toepassing van het digitaliseerproces mag men verwachten dat de x- en y-coördinaten van hetzelfde punt gecorreleerd zullen zijn. Coördinaten van verschillende punten kunnen gecorreleerd zijn door rek of krimp in de kaart en het kiezen van een beperkt aantal transformatiepunten. De covariantiefunctie kan op meer dere manieren worden gedefinieerd. Een veel gebruikte manier is om hem te definiëren als een functie van de ruimtelijke correla tie, de variantie van de x- en de variantie van de y-coördinaat (zie thema 6). 6 NGT GEODESIA 92 - 1

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1992 | | pagina 8