van de Nederlandse Commissie voor Geodesie. Geodesie is volgens hem vooral een beschrijvende, ondersteunende, dienstverlenende wetenschap die zich bezighoudt met vormbepaling, registratie, in deling/inrichting en ontginning van het aardoppervlak, en plaatsbe paling en navigatie op en boven het aardoppervlak. De technologische ontwikkelingen gaan zeer snel en de geodesie volgt deze ontwikkelingen; ze is niet leidend of sturend. De kerntaak van de geodesie bestaat uit het verschaffen van een actueel ruimte lijk referentiesysteem. De kwaliteit van deze gegevens hangt af van de nauwkeurigheid, de actualiteit, de volledigheid en de relevantie. Bij de kosten bestaat er een verband tussen het risico van slechte kwaliteit en de produktie van goede kwaliteit. Aardoom concludeerde dat er nog voldoende uitdagingen zijn voor geodetisch onderzoek, maar dat we wel moeten beseffen dat uitzoeken geen onderzoeken is. Ir. J. O. Zijlstra, hoofd van de afdeling Regelgeving van het Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water- en Wegen bouw en de Verkeerstechniek in Nederland (CROW), gaf een over zicht van de situatie in de grond-, weg- en waterbouwsector. Het CROW koppelt zowel de vraagzijde (opdrachtgevers) en aanbodzijde (aannemers) aan elkaar als de praktijkmensen en de onderzoekers. Het ordent, bundelt en coördineert de regelgeving, het onderzoek (niet voor de waterbouw, wel voor verkeerstechniek) en zorgt voor de uitwisseling van kennis en ervaring voor de genoemde vakgebieden. Dit gebeurt onder andere door het uitgeven van een standaard bestek en van standaard RAW-bepalingen. Deze activiteiten worden voor een deel gefinancierd, doordat opdrachtgever en opdracht nemer 0,1% van de aanneemsom afstaan aan het CROW. In 1990 was dit een bedrag van 1,7 miljoen gulden, hetgeen ongeveer 25% van de omzet van het CROW is. De rest van de activiteiten van het CROW bestaat uit onderzoek op het gebied van kwaliteitszorg, milieu, verkeersbeheersing en materialen e.d. Dipl.-lng. K. J. Barwinski, president van het CERCO (Europees samenwerkingsverband van nationale topografische diensten) voor de periode 1990 tot 1992 en directeur van het Landesvermessungs- amt Nordrhein-Westfalen, gaf een schets van de situatie in Nord- rhein-Westfalen. Hij ging in op de kadastrale kaarten en registratie (inclusief de veldwerken), de verdeling van de kaartvervaardiging tussen de bondsregering en de landregering en de samenwerking tussen het Vermessungsamt en het Liegenschaftskataster. De nieuwe ontwikkelingen in de geodesie vereisen een andere op stelling van de overheidsdiensten, een betere samenwerking is noodzakelijk en er moet meer geïntegreerd worden gedacht. Het gaat niet meer om het maken van kaarten, maar om het vullen van gegevensbanken. Een voorbeeld hiervan in CERCO-verband is het MEGRIN-project (Multipurpose European Ground Related Integrated Network). Hierna volgde de forumdiscussie, met als forumleden mr. J. W. J. Besemer namens het Kadaster, ir. M. J. Olierook namens de Meet kundige Dienst, drs. P. W. Geudeke namens de Topografische Dienst, E. Buis namens de Hydrografische Dienst, ir. R. J. G. A. Kroon namens de branche-organisatie VNBG en prof. dr. ir. L. Aardoom namens de Faculteit der Geodesie. Elk van de forumleden gaf eerst een reactie naar aanleiding van de lezingen en daarna werd gelegenheid gegeven om vragen te stellen. De reactie van de forumleden ten aanzien van het nationaal geo detisch instituut was bijzonder eensgezind. Men ziet geen noodzaak voor een Nationaal Geodetisch Instituut, wel moeten betere com municatie en een betere afstemming plaatsvinden tussen de ver schillende partners (overheid, onderwijs en bedrijfsleven). Een aan pak vergelijkbaar met die van het CROW lijkt de meeste forumleden zinvol. Hierbij kan de NCG volgens sommigen een rol spelen, mits het bedrijfsleven er ook bij wordt betrokken. Hierbij is een probleem dat de NCG is aangesloten bij de Koninklijke Akademie voor Weten schappen en als zodanig niet zonder meer een soortgelijke rol als het CROW kan vervullen. Problemen die kunnen rijzen bij het ontstaan van een Nationaal Geo detisch Instituut zijn de financiering, het potentieel aan geodeten en de koppeling met de praktijk, de produktie en het onderwijs. Bij de vragen kwam voorzichtig de samenvoeging van rijksdiensten nog aan de orde. De betrokken forumleden merkten op dat er naar hun idee zeer weinig overlap is tussen de activiteiten van de verschil lende diensten. Bovendien verwees Van der Wee/e vanuit de zaal naar het resultaat van een onderzoek in opdracht van Schermerhorn, vlak na de oorlog, dat uitwees dat samenvoeging van de Topogra fische Dienst, de Meetkundige Dienst en het Kadaster niet zinvol was vanwege de totaal verschillende cultuur bij deze drie diensten. De voorzitter bedankte de sprekers, de forumleden en de aanwezigen voor hun bijdrage en de studiemiddag eindigde met een borrel. R. C. Witmer 66 VNG-VASTGOEDCONGRES „TERUGBLIK EN VOORUITZICHT'' Onder deze titel organiseerde het Platform voor Vastgoedinformatie van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten op 12 december 1991 in Apeldoorn een congres. Centraal stond een aantal recente ontwikkelingen rond de Wet WOZ, de Kadasterwet, de GBKN en de Structuurschets Vastgoedinformatievoorziening en vooral de Ge meentelijke Functionele Ontwerpen (GFO's). Met de zes sprekers was de opzet om een gevarieerd programma samen te stellen, zeker geslaagd. Dagvoorzitter mr. ing. C. van Tilborg (VNG) opende de dag met een Inleiding ter opening". Daarin ging hij in op een aantal recente ont wikkelingen. Hierbij wees hij op de verdeelde zeggenschap en de gespreide verantwoordelijkheid voor vastgoedinformatie binnen het openbaar bestuur en de daaruit volgende knelpunten. Die knel punten worden op dit moment door de RAVI geïnventariseerd in het kader van de structuurschets vastgoedinformatievoorziening, waarin de RAVI ook aanbevelingen moet doen ter opheffing ervan. Mede in het kader van de decentralisatie-impuls streeft de VNG naar de „loketfunctie vastgoed bij gemeente", waarbij een aantal in de Ka dasterwet gegeven taken die niet tot de kerntaak van het Kadaster behoren, aan de gemeenten zouden moeten worden opgedragen. Verder noemde hij de verzelfstandiging van het Kadaster, de regis tratie van publiekrechtelijke beperkingen en de GBKN. Tenslotte ging Van Tilborg in op de GFO's, die een wezenlijke functie zijn gaan vervullen in de gemeentelijke informatievoorziening. Mr. W. C. van Doesburg (Gemeentebelastingen Amsterdam) ging in op ,,De kwaliteit van vastgoedgegevens in relatie tot objectgebonden heffingen", ledereen is zich bewust van het belang van vastgoed informatie en de kwaliteit daarvan, zeker waar het objectgebonden heffingen betreft. Hoewel de kwaliteit moeilijk te meten is, wordt er wel aandacht aan besteed. Van Doesburg waarschuwt voor de vele bezuinigingen (onder modieuze namen), die het risico dragen van het opofferen van die kwaliteit. Hij verwacht verbetering van de kwaliteit wanneer kadastrale taken naar de gemeenten worden over geheveld, zodat een integratie ontstaat van de activiteiten met betrekking tot vastgoedinformatie. Naar aanleiding van enkele recente RAVI-rapporten ging ir. J. A. Zevenbergen (TU Delft) in opDe gemeentelijke rot bij de registratie van publiekrechtelijke beperkingen". De rol die de gemeenten in het door de RAVI voorgestelde complementaire stelsel gaan ver vullen, bestaat uit het bijhouden van een planregister voor enkele beperkingen. Daarnaast kan de gemeente kiezen tussen het in schrijven in de openbare registers van de andere beperkingen of het zelf bewaren van de stukken in een register en het leveren van signaleringsgegevens voor de AKR aan het Kadaster. Hoewel de gemeente dus kan kiezen tussen uitbesteden of zelf registreren, is het als een gemeentelijke plicht te zien zorg te dragen voor een goede kenbaarheid van de door haar opgelegde publiekrechtelijke beperkingen. In ieder geval doet de VNG er verstandig aan om het GFO Gemeentekadaster op het gebied van de publiekrechtelijke beperkingen nader uit te werken. Het gemeentekadaster" werd besproken door prof. dr. ir. M. J. M. Bogaerts (TU Delft). Vanuit zijn ervaringen in derde wereldlanden, waar de verstedelijking enorme vormen aanneemt, toonde hij zich een groot voorstander van een goed gemeentekadaster dit overigens naast een goed nationaal kadaster voor de be scherming van de rechten op de grond. Naast de meer technische invalshoek op dit thema in zijn schriftelijke bijdrage, ging hij tijdens de inleiding meer in op de bestuurlijke kanten ervan, nu die zoals ook Van Tilborg al zei op dit moment nogal in beweging zijn. Onder verwijzing naar het Amerikaanse begrip „title industry" beschreef hij de grote hoeveelheid geld die met de overdracht van onroerend goed gemoeid gaat. De burger mag voor dat geld de nodige service, waaronder goede registraties, verwachten. Mr. R. G. T. Bleeker (van het Amsterdamse advocatenkantoor Van Vliet en Rozenmond) sprak over de Aansprakelijkheid van de ge meente voor verschaffing van onjuiste informatie", met als uitgangs punt voor de inleiding wel te verstaan dat de door de gemeente opgeslagen informatie onjuist is. Hij liep enkele wetten langs, die voor de informatievoorziening van belang zijn, zoals de Wet Open baarheid van Bestuur en de Wet Persoonsregistratie. Gemeentelijke vastgoedregistraties vallen voor de aansprakelijkheid in drieën uit een. Informatie over de publiekrechtelijke toestand moet de ge meente exact weergeven of anders is zij aansprakelijk en moet meestal schadevergoeding worden betaald. Bij informatie over de privaatrechtelijke toestand is het verstandig te vermelden dat deze van het Kadaster komt en om de datum te geven. Bij feitelijke infor- NGT GEODESIA 92 - 2

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1992 | | pagina 26