Object-associaties er regels zijn die aangeven welke klassen objecten deel mogen uitmaken van een bepaald type aggregaat, ten tweede zullen er regels zijn die aangeven welke objecten uit die klassen deel uitmaken van een bepaald samen gesteld object. In een GIS zullen deze regels vaak zijn gebaseerd op topologische relaties tussen de objecten. De woonwijken in tig. 5 zijn opgebouwd uit huizen, wegen en parken. De objecten die een bepaalde woonwijk vormen, zullen meestal onderling verbonden zijn via nabuur-relaties en omsloten door een gemeenschappe lijke buitengrens. stad woonwijken industriegebieden zakenwijken Fig. 6. Hiërarchische relaties tussen verschillende aggregatie niveaus. Niet alle objectklassen die in een bepaald type aggregaat mogen voorkomen, behoeven per se aanwezig te zijn in ieder aggregaat van dat type. Er bestaan woonwijken zonder parken en er kunnen zakenwijken zonder kantoor gebouwen zijn. Daarom behoeven aggregaten van een type niet noodzakelijkerwijs allemaal dezelfde attribuut structuur te hebben. Dit betekent dat aggregatietypen kunnen worden onderscheiden op grond van hun con- structieregels, hun generiek model. Deze typen moeten niet worden verward met de objectklassen van het vorige hoofdstuk. Als elementaire objecten een samengesteld object vor men, kunnen vaak ook hun attribuutwaarden worden geaggregeerd. Stel dat huizen het aantal bewoners als één van hun attributen hebben. Dan kan uit de waarden van dit attribuut eenvoudig het aantal bewoners van een woonwijk worden afgeleid. Evenzo kan uit het aantal parkeerplaatsen langs de wegen worden afgeleid wat de parkeercapaciteit van een wijk is. Het desaggregeren van zulke waarden zal in het algemeen moeilijk zijn. Daarom spreken we in een aggregatiehiërarchie over de vererving van attribuutwaarden in opwaartse richting. In de literatuur over semantisch modelleren [1], [3], [4], [8], [9] worden de opwaartse relaties in een classificatie hiërarchie IS A"-relaties genoemd en in een aggregatie hiërarchie ,,PART OF"-relaties. Voorbeeld: „Amsterdam IS A stad IS A bebouwd gebied", terwijl „James Park PART OF Westminster PART OF Londen". We zien dat ISA-relaties objecten toevoegen aan klassen en aan superklassen die door hun algemene beschrijvingsvorm, dat wil zeggen hun attribuutstructuur, worden geken merkt. De PART OF-relaties verbinden telkens een be paalde groep objecten aan een bepaald aggregaat en eventueel op hoger niveau weer aan een bepaald com plexer aggregaat, enzovoort. Een ander onderscheid tussen de twee hiërarchieën is dat binnen een thematisch veld een elementair object tot slechts één klasse mag behoren, en dus tot slechts één verervingslijn binnen de classificatiestructuur, terwijl het wel deel mag uitmaken van meerdere aggregaten. Een verzameling aggregaattypen is niet noodzakelijk exclu sief en net zomin compleet. Dit laatste betekent dat niet alle elementaire objecten deel van een aggregaat be hoeven te zijn. Zo zijn hydrologische systemen en binnenvaart-netwer- ken niet elkaar uitsluitende aggregaten van waterlopen. Een rivier kan deel uitmaken van een hydrologisch systeem bestaande uit rivieren, meren en beken. De zelfde rivier kan ook behoren tot een binnenvaartnetwerk van rivieren, meren en kanalen. Het lijkt echter wel zinvol om de aggregaten binnen een hiërarchie zo te definiëren, dat de aggregaten van een type onderling exclusief zijn, dat wil zeggen een elementair object kan slechts tot één aggregaat van één bepaald type behoren. Een huis be hoort tot slechts één woonwijk en die behoort tot slechts één stad. Evenzo behoort een rivier tot slechts één hydro logisch systeem. De precieze voor- en nadelen van deze inperking zijn nog niet volledig onderzocht, maar één van de voordelen is van informatie-theoretische aard. Hierdoor krijgen de PART OF-relaties tussen de verschillende niveaus bin nen een aggregatiehiërarchie een m:1 karakter. Dit heeft voordelen bij de structurering en bevraging van ge gevensbanken. De twee hierboven behandelde hiërarchieën zijn duidelijk gedefinieerd. Een classificatiehiërarchie geeft van boven naar beneden een stapsgewijze invoering van attribuut structuren voor terreinobjecten. Klassen zijn dus verza melingen van objecten met dezelfde attribuutstructuur. Een aggregatiehiërarchie is gedefinieerd door de con- structieregels die beschrijven hoe de objecten op een niveau worden samengesteld uit de objecten uit het niveau daaronder. Dus van onder naar boven bevatten de niveaus objecten van toenemende complexiteit. Als derde mogelijkheid voeren we nu de objectassocia ties in. Deze zijn niet zo duidelijk gedefinieerd. Het forme ren van associaties is niet aan strikte regels gebonden, het zijn slechts verzamelingen van objecten die iets gemeenschappelijk hebben. De relaties waarop ze zijn gebaseerd, behoeven niet per se een m:1 karakter te hebben, zij mogen ook een m n karakter hebben. Dit betekent dat associaties van een type niet noodzakelijker wijs onderling exclusief zijn. Misschien helpen een paar voorbeelden het beste om hun aard te doorzien (zie kader). Semantiek en context Een terreinobject wordt in een informatiesysteem ge representeerd door een identificator, met daaraan ge koppeld geometrische en thematische gegevens. Over het algemeen worden dan elementaire terreinobjecten gerepresenteerd (zie paragraaf „Terreinobject-klassen"). Deze elementaire objecten hebben een betekenis binnen een classificatiesysteem. Daarom zal dus, voor de op bouw van een gegevensbank, eerst een classificatie structuur moeten worden gekozen. Deze keuze moet binnen een bepaalde gebruikerscontext worden ge maakt, die een aantal kenmerken heeft. Het eerste aspect betreft de discipline(s) van de gebrui kers: gaat het om een bodemkartering of een demografi sche studie, of om een kadastraal systeem, enzovoort. Iedere discipline kent haar eigen definitie van terrein objecten, met hun klassen en attributen. De definitie daarvan hangt niet alleen af van de karteerdiscipline, maar ook van het schaal- of aggregatieniveau waarop wordt gewerkt, bijvoorbeeld gaat het om een lokale, een regionale, een nationale of een mondiale activiteit. Op ieder niveau zijn andere elementaire objecten relevant, 202 NGT GEODESIA 92 - 5

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1992 | | pagina 14