Onzekerheid terwijl de elementaire objecten op het ene niveau soms als aggregaten van elementaire objecten op een daar onder liggend niveau zijn te beschouwen; bijvoorbeeld een GIS op gemeentelijk niveau kan huizen, straten en parken bevatten, terwijl een GIS op nationaal niveau steden of stedelijke gebieden bevat. Een ander aspect van de gebruikerscontext is het type gebruik dat van de gegevens wordt gemaakt. Het kan een groot verschil uitmaken of de gegevens worden gebruikt voor beheersdoeleinden, of voor de analyse van de ter reintoestand of van processen, of voor plannings- en ontwerpactiviteiten. Al die activiteiten stellen hun eigen eisen aan de gegevens en de aard van de terreinbe schrijving. Dat wil echter niet zeggen dat er geen overlap tussen deze verschillende eisen kan bestaan. Een volgend aspect is de tijd waarin de terreinbeschrij ving plaatsvindt. In veel gevallen is de waarde of rele vantie van de gegevens tijdsafhankelijk. Zo zien we in de landbouw dat de wensen ten aanzien van bodeminfor matie met de tijd veranderen. Was men vroeger vooral geïnteresseerd in de geschiktheid van bodems voor het verbouwen van bepaalde gewassen, tegenwoordig is men veel meer geïnteresseerd in het vermogen van de bodem om bepaalde chemische stoffen te binden, dit in verband met hun effecten op het milieu. In kadasters zien we, waar hun oorspronkelijke taak de inning van grond belasting en de bescherming van rechtstitels was, dat dit nu meer en meer lijkt te verschuiven naar het leveren van economische gegevens, zoals de dynamiek van onroe- rend-goedprijzen en de aantallen verkopen en hypo theken. Voorbeeld 1 In een netwerk van wegen (dat als een aggregaat mag worden beschouwd) vormt de route van plaats A naar B een associatie. Deze route bestaat uit verschillende wegen of delen daarvan. De opbouw van een associatie lijkt hier op die van aggregaten. Het verschil is echter dat wegen die deel uitmaken van de route van A naar B, ook deel kunnen uitmaken van andere routes. Dus de routes zijn niet onderling exclusief. Voorbeeld 2 In een kadastraal systeem vormen alle objecten die van een bepaalde eigenaar zijn, een associatie. Deze objecten vormen geen klasse, omdat ze verschillende attribuutstructuren kun nen hebben. Ze vormen ook geen aggregaat in de zin van het vorige hoofdstuk, omdat er geen geometrische of topologische regels zijn geformuleerd voor de vorming van zo'n verzame ling. Associaties van dit type kunnen onderling exclusief zijn, als we aannemen dat een object slechts één eigenaar heeft. Dit behoeft echter zeker niet het geval te zijn. Andere voorbeelden zijn de verzameling van bedrijven die een vestiging in Arnhem hebben, of de verzameling van steden en dorpen waar Albert Hein een vestiging heeft. Deze laatste voor beelden zijn duidelijk gebaseerd op mn relaties. Omdat asso ciaties zwak zijn gedefinieerd, zullen ze meestal niet expliciet in de datastructuur van een informatiesysteem worden gere presenteerd. Ze moeten dan via bevragingsoperaties worden gevonden [8j. Objectassociatie. Een scherpe definitie van gebruikerscontext is nog niet gegeven en dat is ook niet de bedoeling hier. Het boven staande maakt echter wel duidelijk dat het feit welke gegevens relevant zijn, altijd afhangt van de context waarin wordt gewerkt. Dit wordt in een informatiesysteem onder andere uitgedrukt door de classificatiestructuur. De formele structuren krijgen een semantische lading binnen een gebruikerscontext, dat wil zeggen de elemen taire objecten worden daarin gedefinieerd met hun klas sen op de verschillende hiërarchische niveaus en met de attributen met hun waarden-domeinen. Voor deze objec ten moet ook worden gekozen tot welk geometrisch type ze behoren. Deze keuze zal mede afhangen van de rol die de objecten spelen in de terreinbeschrijving. Deze rol moet niet worden verward met de verschijningsvorm van de objecten in het terrein. Een rivier kan bijvoorbeeld als lijnobject worden behandeld in een hydrologische ge gevensbank, terwijl dezelfde rivier als vlakobject voor komt in de gegevensbank van de organisatie die belast is met haar onderhoud en beheer. Evenzo kan een stad als vlakobject voorkomen in een gegevensbank ten behoeve van demografische studies, terwijl dezelfde stad als puntobject voorkomt in een gegevensbank met continen tale verkeerswegen. De beslissing welke geometrische aspecten van een be paalde klasse terreinobjecten belangrijk zijn, hangt altijd af van de gebruikscontext. Dat betreft vooral de keuze of die objecten dan ais punt-, lijn- of vlakobjecten worden behandeld. Dit betekent ook dat de keuze welke objecten ais elemen tair worden beschouwd en wat hun relevante thematische en geometrische kenmerken zijn, altijd contextgebonden is. Tevens moet men binnen zo 'n context beslissen welke objectaggregaten en -associaties relevant zijn. Deze worden niet noodzakelijkerwijs expliciet in een gegevens bank opgeslagen, maar men kan ze in de vorm van gene rieke modellen representeren, dat wil zeggen in de vorm van regels en procedures hoe deze aggregaten en asso ciaties kunnen worden gegenereerd. De moderne object georiënteerde methoden van programmeren en gege- vensbankbeheer geven daarvoor goede gereedschappen [1], [4], [9]. Vanwege het feit dat tussen verschillende contexten ver schillen in semantiek kunnen optreden, betekent dat men gegevensdefinities niet altijd van de ene context naar de andere kan overdragen; ofte wel gegevensdefinities zijn meestal alleen goed te begrijpen in hun eigen context. Deze uitspraak kan men nog verder aanscherpen door te stellen dat gegevensdefinities veelal alleen goed zijn te begrijpen binnen hun eigen thematisch veld, zoals dat wordt gerepresenteerd door de classificatiestructuur. Echter zelfs binnen zo'n thematisch veld kunnen er nog onzekerheden optreden in de definitie en interpretatie van de gegevens. Onzekerheden zijn verbonden aan beweringen in de vorm van: x S, hetgeen betekent element x behoort tot de (deel)verzameling S. Onzekerheid betekent dat er een risico is, dat de uitspraak niet geldig is en dat ze daarom kan leiden tot een onterechte actie. Dat wil men natuurlijk voorkomen, of men wil tenminste het risico tot beneden een aanvaardbaar niveau brengen. Daarom dient men de oorzaken van onzekerheden te kennen; in ieder geval dient men te weten welke typen van onzekerheden er te onderscheiden zijn. De formule x e S heeft drie com ponenten; aan ieder van de drie kunnen onzekerheden worden verbonden. Ten eerste kan de deelverzameling S onscherp zijn gede finieerd. Dit kan in een GIS betekenen dat het criterium op basis waarvan objecten al of niet bij een bepaalde klasse worden ingedeeld, niet scherp is; bijvoorbeeld de NGT GEODESIA 92 - 5 203

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1992 | | pagina 15