Doorbuigmetingen met Lacroix. dan soms uitgehaald om die sporen te ontwijken; geen erg veilige rijstijl uiteraard, maar als je met een vaart van 120 km per uur midden in die volgeregende rijsporen duikt, wil het stuur je ook weieens uit de handen vliegen. Al zijn die afwijkingen met het blote oog vaak goed zicht baar, precieze meting voor de dwars(on)vlakheid is nodig om aan te geven hoe diep de sporen zijn. Hierbij wordt een spoordieptemeter voor aan de bumper van de meet- wagen gekoppeld. Deze bestaat uit een balk waaraan acht transducenten zijn bevestigd, die gericht zijn op de verharding. De ultrasone werking hiervan komt overeen met het automatisch scherpstellingsprincipe van een fotocamera. Door de buitenste transducenten wordt de minimale afstand tot het wegdek gemeten, een verbin dingslijn daartussen vormt de referentielijn. Ten opzichte van die lijn wordt met de tussenliggende transducenten de maximale afstand tot de verharding bepaald. Het resultaat is het spoordiepteprofiel. Geodeten passen trou wens weieens een andere methode toe, namelijk het meten van een dicht puntennet (een asfalt DTM). Gewicht in de schaal Het meeste gewicht wordt in de (meet)schaal gelegd bij de deflectie (doorbuigings)metingen. Zijn de voorgaande metingen bedoeld te constateren waar het niet helemaal goed zit met de weg, de volgende vraag is: hoe komt dat? Want een breuk in de bovenlaag (asfalt) wordt vaak veroorzaakt door de lagen eronder. Deflectiemetingen geven een indruk van die onderlagen. Doorbuigingsmetingen geschieden met de deflectograaf van Lacroix en met het va/gewicht. Deze deflectograaf is een T- vormig frame dat zich onder de meetwagen be vindt. De meetwagen rijdt met een constante snelheid van 3 a 5 km per uur. Het frame wordt om de zes meter stilgelegd op het asfalt. Als de achteras van de meet wagen met een gewicht van 100 kN de meetarm nadert, zal de tip daarvan gaan zakken. De verticale verplaatsing van die tip wordt in beide wielsporen gelijktijdig gemeten tot de achteras 35 cm voorbij dat punt is. Het verloop van de doorbuiging wordt met behulp van elektronische op- nemers geregistreerd. Uit deze doorbuigingsgegevens is door deskundigen af te leiden hoe het is gesteld met de onderlagen (vermoeiingsgedrag). Men kan dan uitreke nen hoe lang het nog zal duren eer er breuk optreedt. Gerritsen vergelijkt dit met de doorbuiging van een zak kammetje. Bij ver doorbuigen (en dus een kleine krom testraal) zal een kammetje in één keer breken. Als je het kammetje minder ver doorbuigt (dus bij een grote krom testraal), zal het pas na honderd keer breken. Bij wegen is zowel empirisch als theoretisch vastgesteld bij welke kromtestraal de kritische fase van breuk wordt bereikt. Net als bij het zakkammetje is dus met grote waarschijn lijkheid aan te geven hoe lang het nog duurt eer breuk op treedt en met welk onderhoud de levensduur kan worden verlengd. Uit de metingen is niet alleen de draagkracht van de ondergrond, maar ook de stijfheid van de wegconstructie ten opzichte van de ondergrond af te leiden. Door de hoge meetdichtheid is de deflectograaf bij uitstek geschikt om te worden ingezet voor de inventarisatie van wegvakken met verschillende draagkrachteigenschap pen. Met de meetresultaten kan voor ieder wegvak het onderhoudstijdstip worden ingeschat. Valgewicht Voor het meer gedetailleerd meten van de gesteldheid van de wegconstructie wordt namelijk weer een andere aanhanger van stal gehaald en achter de meetwagen gekoppeld: het valgewichtapparaat. Het is nog niet gelukt dit al rijdend te doen; het echte vallen gebeurt stilstaand. In een verticale geleiding zit een gewicht variërend van 50 tot 350 kg, dat regelmatig met een enorme klap op het wegdek wordt geklapt. Door het vallend gewicht wordt een kracht op de verharding overgebracht. Negen senso ren meten op verschillende afstanden van het centrum van de kracht de doorbuiging van het verhardingsopper vlak, de tiende sensor meet de actuele kracht. Alle gemeten doorbuigingen worden door micro-computers geregistreerd en opgeslagen, samen met een aantal bijbehorende gegevens als tijd, kilometrering en wegdek- temperatuur. Dit valgewichtapparaat wordt vooral ingezet om de soort en zwaarte van het wegonderhoud te bepalen. G^Dynatest 8000 Fading Weight Oeft»ctoT«te- (Val)gewichtige meting. Koppeling aan de topografische kaart Alle meetactiviteiten hangen samen met het hanteren van een onderhoudssysteem voor wegen, dat daardoor veel efficiënter en inzichtelijker wordt. Ook is coördinatie met verschillende afdelingen beter te realiseren, zodat niet het ene jaar de weg wordt aangepakt voor vernieuwing van het asfalt en het volgende jaar voor rioolbeheer. Ook de coördinatie tussen bijvoorbeeld gemeenten en nuts bedrijven kan daardoor worden verbeterd. 250 NGT GEODESIA 92 - 6

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1992 | | pagina 14