GEO-specialisten
giebedrijf Amsterdam, net als bij vele andere instellingen,
last heeft van de zgn. analoge cultuur. (Maar ja, automati
sering is dan ook een veranderingsproces! van Osch.)
Het ontwikkelde BMIS is zodanig modulair opgezet, dat
het naast de sector Gas en Elektriciteit ook bruikbaar kan
worden gemaakt voor andere toepassingsgebieden, zo
als waterleiding of riolering. In dit verband roept Jaarts-
veld op tot verdergaande standaardisatie, omdat op dit
moment veel nutsbedrijven een zelfde ontwikkeling door
maken en er slechts een beperkte markt bestaat. Een
terechte oproep naar mijn smaak, om niet steeds het wiel
uit te vinden.
Tot slot volgden twee lezingen vanuit de wereld van GIS-
adviseurs.
Eerst kwam drs. E. J. D. Kruithof (Steenwinkel, Vrisou
Associates) aan het woord, die nader inging op innova
tieve GIS-toepassingen en het reduceren van onzekere
factoren tot een aanvaardbaar niveau bij het ten uitvoer
brengen van GIS-projecten.
Hij constateerde dat de groei van GIS-systemen nog niet
zo doorzet en noemde als oorzaken onder andere de
hoge investeringen, de analoog-digitaal conversie en het
vaak ontbreken van digitale topografie. Ook het innova
tieve karakter van GIS speelt een rol; mechanisering of
automatisering van bestaande processen is voor een
organisatie iets anders dan het doen ontstaan van „nieu
we" of aanvullende toepassingen en het gebruik van
nieuwe technologie. Het management is vaak wat huive
rig omdat het „kosten-baten plaatje" niet altijd even
duidelijk kan worden ingevuld. Ook zullen niet alle nieuwe
ontwikkelingen tot uitgekristalliseerde eindprodukten lei
den, hetgeen aanzienlijke desinvesteringen met zich mee
kan brengen. Wat in ieder geval nooit weg is, is de kennis
die bij „vroege" initiatiefnemers binnen de organisatie is
opgebouwd. Toch neemt een aantal bedrijven, vaak om
strategische redenen, het risico, al was het alleen maar
dat anders wellicht het voortbestaan van het bedrijf op het
spel staat.
Men kan, volgens Kruithof, wel het een en ander doen om
deze onzekere factoren enigermate te reduceren, zoals
rondkijken bij andere „vroege vogels", congressen en
seminars bezoeken, GIS-adviseurs inschakelen, uitvoe
ren van risico-analyses en opzetten van proef(,,pilot")-
projecten (met voorbeeldfunctie).
Aan de hand van een praktijkproject bij Intergas NV
besprak Kruithof de aanpak van de risico-analyse. Ge
bruik maken van zgn. checklisten is hierbij evident om de
onzekerheden en risico's inzichtelijk te krijgen en hopelijk
te verminderen.
Aansluitend ging mevrouw ir. E. C. Breken (Ingecon BV)
nader in op het hiervoor genoemde proefproject. Zijde
lings wees zij nog even op het feit dat een vrouw (de
enige!) het congres als laatste spreker mocht afsluiten.
(Lest best, zullen we maar zeggen van Osch.)
Zij legde uit waarvoor een proefproject wel, maar vooral
ook niét geschikt is. Je moet een proef scherp inkaderen
en niet laten uitdijen tot een proeftuin waarin allerlei leuke
varianten worden uitgeprobeerd. Er zijn per slot van reke
ning duidelijk beperkingen qua geld en tijd.
Het centrale motief van de proef was het terugbrengen
van de onzekerheden, waarbij als doelstellingen golden
het toetsen van de GIS-strategie, het onderbouwen van
een kosten/baten-analyse, de bruikbaarheid van appara
tuur en programmatuur en het opdoen van ervaring in
een gesimuleerde produktie-omgeving.
Naast het leveren van informatie over financiële en orga
nisatorische consequenties moest een invoeringsplan
voor een GIS (in dit geval IGIS Intergas Geografisch Infor
matie Systeem genoemd) worden opgesteld.
Er zijn enkele proeven gedaan, waarbij zowel mede
werkers van het nutsbedrijf als de externe adviseurs een
leerproces doormaakten, terwijl daaropvolgend een rea
listische produktie-omgeving is opgezet. Binnen het
kader van de proef moet je in staat zijn op bepaalde
aspecten bij te sturen (doelstellingen en alternatieve
oplossingen).
Ook van belang bleek de betrokkenheid van het overige
personeel bij de proef. In het begin moet je de proeforga-
nisatie afschermen (inwerkperiode), terwijl in een latere
fase anderen er juist bij betrokken moeten worden.
Eindconclusie luidde dat men zeker met GIS moet be
ginnen, maar dat een en ander beheerst en beheersbaar
moet plaatsvinden.
Naast de workshops en het lezingenprogramma viel voor
de deelnemers nog veel nieuws te zien en te horen op de
professioneel ingerichte tentoonstelling waar ruim twintig
bedrijven en bureaus hun produkten, diensten en ideeën
aan een ieder kenbaar maakten. Dat ik hierop niet dieper
kan ingaan, heeft niets te maken met mijn interesses op
dit gebied, maar met het simpele feit, dat je je tijd maar
één keer kunt besteden.
Al met al was het een geslaagde en leerzame AM/FM-
conferentie, waarbij een Belgische collega begon en een
vrouwelijke collega afsloot. Hieraan moet u geen al te
revolutionaire conclusies verbinden (het is misschien eer
der een oproep voor de organisatie van het volgende
NGL congres van Osch).
Het directoraat Rijkswaterstaat wordt het zwaarst ge
troffen door de GEO. Daar zijn onder meer de
afdeling Kartografie van de Meetkundige Dienst, een
groot aantal wegen en natte waterstaatswerken, de
voormalige Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders en
de Bouwdienst van de Rijkswaterstaat uitgerold.
J. Mannaerts is voorzitter van de directoraats-dienst-
commissie: „Hoe herplaats je in vredesnaam specia
listen? Bijvoorbeeld kartografen. Ik verwacht in 1992
dat er nog geen mensen op straat staan, maar in 1993
en 1994 weet ik het niet zo zeker".
(Uit: „Novemberstormen bij Verkeer en
Waterstaat", bijdrage in de serie „Het
moderne Rijk" in de Haagsche Courant
van 18 januari 1992)
258 ngt geodesia 92 - 6