l!§f§^ eIe1f w Ui i Ml Hl 1=111 HtÜ 1 Ijfft jjjjff =TTïïrintff ptjlAin ïïffïï ■"ÏÏT \M l I i d rlfTffffj YMT Mil /fill T TiTirnTriffrr mv H l 1 ff J-iil 1111111 M 1 1 1 1 1 111 ïff"ffk i 11 ft. il ÜT" rmtiiTm - mill Lilüi m Iffffüff ILL- i "T'TnTl "'fff A B ^ffgffr;:: H" ïIïïTTIIlfgP ::::ÏÏT ff=ïF 1 1 \v t Systeem 1 Systeem 2 Systeem 3 °x 16 10 19 °y 21 9 28 n 77 66 77 Tabel 2. Inspiegelprecisie in microns op fotoschaai ter plaatse van het meetmerk. n aantal punten. Uit de restvectoren blijkt dat bij de systemen 1 en 3 syste matische afwijkingen optreden. Bij systeem 1 een schaal- verschil uit het modelmidden en bij systeem 3 vooral een vertekening in de lengterichting van het model met de grootste restvectoren bij de linker en rechter modelrand. De restvectoren van systeem 2 vertonen geen systema tische afwijkingen. Wordt de berekening herhaald met alleen de punten die in het gebied liggen dat begrensd wordt door de hoofd punten H, en H2 (fig. 2), dan wordt de inspiegelprecisie zoals aangegeven in tabel 3. Systeem 1 Systeem 2 Systeem 3 Ox 12 10 13 °y 21 9 22 n 55 55 55 Tabel 3. Inspiegelprecisie in microns op fotoschaai voor 55 punten. Als de ingespiegelde beelden van de systemen 1 en 3 worden gecorrigeerd voor radiale schaalvertekening van uit het midden van het model, dan zijn de standaardafwij kingen respectievelijk ox 6p, oy 5p en ox 14p, oy 13p op fotoschaai. Test B: precisie van de ingespiegelde punten in het ge zichtsveld Het probleem bij de bepaling van de inspiegelprecisie buiten het centrum van het gezichtsveld is dat men de afwijkingen niet met het meetmerk kan meten. Het cen trum van het gezichtsveld wordt namelijk bepaald door de positie van het meetmerk. De volgende testopzet is daar om ontworpen. Eén van de roosterplaten in de analytische plotter wordt vervangen door een fijn grid van lijnen. Het fijne raster is vervaardigd met een automatische tekentafel en is ver volgens fotografisch verkleind. De lijnafstand bedraagt 200 p en de dikte van de lijnen is 10 a 20 p. De centrumlijn is dikker getekend in verband met de herkenbaarheid. De standaardafwijking van de punten in het grid bedraagt 2 a 3 micron voor een gebiedje van 2x2 cm. Bij het uitvoeren van de test wordt de centrumlijn van het raster ingespiegeld en worden door verplaatsing van het meetmerk de ingespiegelde lijn samen met de rasterlijn in stappen van 2 mm verschoven naar de rand van het ge zichtsveld. De verschuiving wordt zowel horizontaal als verticaal uitgevoerd. De inspiegelafwijkingen worden met behulp van het fijne grid afgelezen (fig. 3) in eenheden van 20 p. K tr c - "Tl 1 T" :"itiT li nn êm hrx t - Fig. 3. Bepaling inspiegelafwijking door het gezichtsveld. M meetmerk. A ingespiegelde lijn. B rasterlijn. d afwijking. De metingen zijn uitgevoerd in het centrum van het model. Hierbij is verondersteld dat gemeten afwijkingen worden veroorzaakt door het lenzenstelsel en de beeld buis en dus in dezelfde mate voorkomen door het gehele t Z J N. N V V i i - - - Fig. 4. Patronen van de restfouten van de systemen 1, 2 en 3 zonder correctie voor systematische afwijkingen. Schaal restvectoren 1 mm 40 microns. NGT GEODESIA 92 7/8 295

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1992 | | pagina 11