y
V
--
ideeën werden aangereikt. Haar idee over het beste ge-
gevensbeheersysteem is een centraal meta-bestand met
lokale gegevensbanken. De beveiliging is op deze manier
ook het eenvoudigst te realiseren.
Black (GIS-adviseur van de Britse ,,VNG") inventariseer
de het gebruik van GIS voor lokale overheden. 80% van
de benodigde lokale informatie is ruimtelijk gerelateerd.
Toch heeft GIS nog niet die omvangrijke toepassing als
de producenten in deze markt hoopten. Een van de oor
zaken is het gebrek aan digitale gegevens. Gelukkig doet
de Ordnance Survey er inmiddels veel aan verandering in
die situatie te brengen. In 1991 kwam de digitale kaart
1 1250 gereed en voor 1995 staat de voltooiing van de
digitale kaart 1 2500 op stapel. De prijspolitiek van de
Ordnance Survey is hierbij echter voortdurend punt van
discussie.
Geertman (Universiteit Utrecht) besprak de wenselijk
heid van integratie van GIS met CAD. Hij voert aan dat
GIS weliswaar informatie verstrekt ten behoeve van
planning en uitvoering, maar dat CAD-systemen moge
lijkheden bieden voor ontwerp. Daarbij moeten „input-
outpuf'-relaties mogelijk zijn voor een optimaal geïnte
greerd gebruik.
Stark (Universiteit München) had als onderwerp de foto-
grammetrische verkrijging van landschapsinformatie ten
behoeve van landinrichting. Fotogrammetrische inwin
ning is noodzakelijk, omdat informatie op perceelsniveau
nodig is, die niet kan worden geleverd door de kadastrale
kaart omdat die „meestal" niet overeenstemt met de
feitelijke situatie. Bij deze uitspraak kunnen echter wel
wat vraagtekens worden geplaatst.
Van den Doel (NexpRI) vertelde dat NexpRI er een ge
gevensbestand op na houdt met een inventarisatie van
de aanwezigheid en inhoud van geo-informatie in Neder
land. Zij betoogde dat ook gegevensbestanden zijn opge
nomen, die nog niet geschikt zijn voor GIS-gebruik. Daar
voor is nog een zogenaamde „postprocessing" nood
zakelijk, zoals sluitend maken van polygonen, aanbren
gen van topologie en relateren van attributen. Van de
geïnventariseerde gegevensbanken zijn er 72 vector-
gestructureerd en slechts 7 op rasterbasis. Een probleem
voor GIS-gebruikers is dat er zo weinig topografische ge
gevensbanken voorhanden zijn. Zo is het probleem van
het bestand 1 25 000 van de Topografische Dienst dat
er topologie ontbreekt. Ook de GBKN-bestanden van het
Kadaster zijn volgens de spreekster geen succes.
Fritsch (Universiteit München) besprak het conceptuele
model voor integratie van DTM met GIS. Opties zijn geo
metrische, topologische gegevensopslag, grid-opslag of
een hybride vorm, waarin beide zijn opgenomen. Hij be
handelde de verschillende gegevensmodellen, waarbij
het objectgeoriënteerde model integratiemogelijkheden
biedt.
71
Freund (TU München) vertelde over het gebruik van
kadastrale kaarten als ruimtelijke referentie voor een ge
meentelijk GIS. Hij bekeek hoe nauwkeurig digitalisering
is en trekt de conclusie dat voor een echte nauwkeurige
referentie opnieuw meten het beste is. Waarom een
dergelijke nauwkeurigheid voor deze GIS-toepassingen
nodig was, kon hij niet beantwoorden.
Albaredes hield een voordracht met de titel ,,User orien
ted GIS". Er zijn drie componenten in GIS te onderschei
den, te weten gegevens, gebruikers en technologie. Het
is zeer belangrijk dat digitale gegevens ter beschikking
komen en hij noemt hiervoor de digitale kadastrale kaar
ten voor gemeentelijke toepassingen. Een nieuwe gene
ratie gebruikers komt in beeld, zoals bedrijven en instel
lingen op het gebied van transport, micro-marketing,
detailhandel, onroerend goed, verzekeringsmaatschap
pijen en banken. De techniek schrijdt voort door het be
schikbaar komen van omvangrijke opslag, de resolutie
van beeldschermen, snellere processoren en dergelijke.
De integratie van vector- en gridmodellen gaat steeds
beter en er is een begin gemaakt met interactieve topolo
gie. De benadering (toegang) van gegevens wordt sneller
en beter, vooral in objectgeoriënteerde gegevensbanken.
Antenucci (PlanGraphics, USA) richtte zich op het GIS-
beheer. Apparatuur en programmatuur worden steeds
goedkoper en breder inzetbaar. De opbouw van gege
vensbestanden zal de komende vijf jaar nog veel geld
kosten, daarna niet meer. Vervolgens zal de grootste
kostenpost worden gevormd door het onderhoud.
b.
Fig. 3. Gegevensstructuren Topologie, Grid en Hybride (Fritsch).
304
Fig. 4. Het resultaat van het logische model:
a. volgens de booleaanse classificatie:
b. volgens continue classificatie: het onzekerheidsgebied is duide
lijk te zien (Burroughs).
Burroughs (Universiteit Utrecht) had als thema verzach
ting van de booleaanse algebra door middel van fuzzy"
modelling. Bij gegevens waarvan men niet geheel zeker
is, is de booleaanse logica te streng; „ja" of „neen", er
ontbreekt een „misschien". Hij gebruikt in de beslis
singsmodellen een enigszins aangepaste booleaanse
logica, waarbij op de grens van „ja" of „neen" (0 of 1)
een overgangsalgoritme van toepassing is. De voort-
plantingstheorie van fouten geeft vervolgens in het ge
presenteerde plaatje een onzekerheidsgebied aan. Al
met al een aardige toepassing.
Waters (Modulo Ltd.) hield een inleiding over gegevens-
inwinning/planning. In Engeland maakt de Ordnance
Survey (OS) een digitale ondergrond. De gebruikers die
nen deze bestanden meestal nog te herstructureren
(polygonen maken) voordat ze voor eigen toepassingen
bruikbaar zijn. De prijzen die OS rekent, zijn dan ook veel
te hoog, of zoals de spreker zei: „in discussie".
NGT GEODESIA 92 - 7/8