Verklaring van waardeloosheid; doorhaling van hypotheken en beslagen Vernieuwing Als een inschrijving, bijvoorbeeld levering van register- goederen, vestiging van beperkte rechten, afstand van beperkte rechten, bestemming tot mandelige zaak, kwali tatieve verplichtingen enz., waardeloos is geworden of van begin af aan waardeloos is geweest, kan deze in het algemeen „ongedaan" worden gemaakt door inschrij ving van de vereiste verklaringen van waardeloosheid. De algemene regeling vindt men in de artikelen 3:28 en 3:29 Burgerlijk Wetboek. Voor hypotheken wordt in artikel 3:273 (tenietgaan door executie) en 3:274 Burgerlijk Wet boek (tenietgaan in het algemeen) een enigszins af wijkende regeling gegeven, welke in hoofdzaak hierop neerkomt, dat bij hypotheken en beslagen de verklaring authentiek (notarieel) moet zijn. De verklaringen vermel den tevens de feiten waarop de waardeloosheid rust. De eis van de vermelding van de feiten waarop de waarde loosheid berust, wordt niet gesteld bij hypotheek en beslag, omdat het hier mede kan gaan om vergeten in schrijvingen waarvan wel de waardeloosheid kan worden erkend, maar niet meer kan worden vastgesteld op welke grond de inschrijving haar betekenis verloren heeft. Voor de dagelijkse praktijk is er wel het een en ander op dit punt veranderd. Voorheen kon men een inschrijving gedeeltelijk royeren. Dat kwam veel voor in de gevallen dat een stuk van het met hypotheek bezwaarde perceel werd verkocht. In dit soort gevallen heeft men onder het nieuwe recht een akte van afstand nodig. Dat is een tweezijdige rechtshandeling tussen hypotheekgever en -nemer. Onder de Kadasterwet moeten stukken tot doorhaling worden ingeschreven. Voorheen gebeurde dat niet. Deze vóór 1 januari 1992 zogeheten royementen werden wel bij het Kadaster bewaard. Bijhouding van de kadastrale registratie en de kadastrale kaarten In de Kadasterwet is duidelijk aangegeven op grond van welke stukken tot bijhouding kan worden overgegaan. De openbare registers zijn vrijwel de enige bijhoudingsbron voor zover het de rechtstoestand betreft. Andere ge gevens kunnen worden bijgehouden op grond van mede delingen van overheden, belanghebbenden en eigen waarnemingen van het Kadaster. Hierna zijn enkele hoofdlijnen van de bijhouding vermeld. Directe aantekening in de kadastrale registratie dat er een verandering heeft plaatsgevonden Gezien het belang van een actuele registratie schrijft de wet uitdrukkelijk voor dat de bijwerking na de inschrijving van een stuk terstond aanvangt. Dit gebeurt door een aantekening van de verandering in de kadastrale registra tie. Na het definitieve muteren wordt die aantekening ver wijderd. Meting indien de verandering een gedeelte van een per ceel betreft Meting van de nieuwe grenzen vindt plaats na aanwijzing hiervan door de belanghebbenden. Anders dan vroeger worden daartoe uitgenodigd allen die belanghebbenden zijn bij de bijhouding, uitgezonderd hypotheekhouders en rechthebbenden op een erfdienstbaarheid. In het Kadas- terbesluit is bepaald dat, indien één of meer belang hebbenden de benodigde inlichtingen niet verstrekken, of indien de verkregen inlichtingen tegenstrijdig zijn, de bij houding in het algemeen niet wordt voltooid. In de praktijk zal het Kadaster de nieuwe grens echter opmeten, ook als een belanghebbende niet verschijnt. In dat geval moet de terreinsituatie duidelijk zijn en vooral niet in strijd met de akte. Indien blijkt dat de kadastrale aanduiding in het stuk of de hierin vermelde feitelijke omschrijving van de zaak, zoals de omschrijving van de ligging van de nieuwe grens, on juist is, wordt de bijhouding eerst voltooid nadat een stuk tot verbetering van de onjuistheid is ingeschreven. Aan de notaris en aan de partijen bij het stuk wordt hier van een kennisgeving gezonden. Dat de kadastrale aan duiding onjuist is, kan behalve naar aanleiding van een meting ook al direct na de inschrijving van een stuk blijken. De gegevens over de aanwijzing en de metingsresultaten worden vastgelegd in het relaas van bevindingen. Dit is vergelijkbaar met het vroegere veldwerk. De bijhouding vindt mede plaats op grondslag van dit relaas. Inlichtingen over het overlijden of de wettelijke woon plaats; inlichtingen of waarnemingen omtrent de feitelijke gesteldheid Gegevens inzake overlijden worden verkregen van de belastingdienst. Adreswijzigingen ontvangt het Kadaster van gemeenten, waterschappen, belastingdienst en rechthebbenden. De feitelijke gesteldheid blijkt vaak door eigen waarneming. Ook worden deze gegevens soms verkregen van overheden. De feitelijke gesteldheid is: cultuuraanduiding (bijvoorbeeld huis, schuur, erf, maar ook de cultuurcodes); objectadres met postcodes (voor onbebouwde perce len de plaatselijke benaming); coördinaten in het stelsel van de Rijksdriehoeks meting; beheer over percelen van de overheid (bijvoorbeeld onder welk departement een perceel valt). Inlichtingen of waarnemingen omtrent veranderingen van grenzen als gevolg van aanwas of afslag van oevers van wateren of uitbreiding of afneming van duinen De bijhouding naar aanleiding van bovengenoemde ver anderingen vindt plaats op grond van een daartoe in te stellen onderzoek, ambtshalve of op verzoek van een rechthebbende. Splitsing of samenvoeging van percelen Dit kan, behalve op initiatief van het Kadaster, ook op ver zoek. De gevallen waarin splitsing of samenvoeging kan plaatsvinden, is onder andere indien de gebruikstoestand of de bestemming van gedeelten van een perceel ver schillend is. Ook met het oog op een voorgenomen onteigeningspro cedure kan splitsing voorkomen. Samenvoeging kan ge schieden, indien van de betreffende percelen de rechts toestand hetzelfde is. Het beleid van het Kadaster blijft om zo weinig mogelijk percelen te vormen. De vernieuwing (artikelen 74-78) is een nieuw fenomeen. Vroeger kende het Kadaster de zogenoemde hermeting, maar die had geen deugdelijke wettelijke grondslag. Als het uitsluitend over vernieuwing van de kaarten gaat (waarbij grenzen en rechtstoestand dus onveranderd NGT GEODESIA 92 - 9 349

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1992 | | pagina 17