4) Ook hier leiden de cirkelvergelijkingen tot een stelsel kwadratische vergelijkingen Ax c, met als kleinste kwadratenoplossing x A+ c. twee snijpunten. Zijn twee cirkelvergelijkingen beschik baar, dan kan men als volgt de mogelijke snijpunten be rekenen (fig. 9) 5): Opstellen van cirkelvergelijkingen in het vlak Absolute afstandscirkel (x-*J2 (y-yn02= dm2 II. Relatieve afstandscirkel x (1-\)a Xb dus||a - x||=X||b - a|| ofwel k2- O X2- 2 k2X+ k2= 0 dus: X, en lib - xl|2=0-xjll b-a||2 en X„= _A_ k 1 en de conclusies blijven onverminderd gelden. \V Figuur 9. Figuur 8. III. Hoekcirkel Uit fig. 8 valt eenvoudig in te zien dat de straal R van de cirkel gegeven is door: R lla - m|| I (b - a)|| 2 sin 8 m (m - c) c 11m- c II em c Nu is c Vz (a b) en en dat lm- c I II (b - a)|| 2 tan/3 1 Ib - a| dus: b2 a2 1 2 tan/3 b2 a2 a,-b, ai b, Vb2 Om een punt in het vlak eenduidig te bepalen, zijn drie cirkels nodig, want twee cirkels hebben in het algemeen 4) Als de richtingen rechtsom worden gemeten, de kleinste waarde van de grootse wordt afgetrokken, ligt M altijd rechts van AB. 5) Dit geval doet zich voor als bijvoorbeeld twee afstanden zijn ge meten, of een afstand en een hoek. Bij meting van drie richtingen zijn drie hoeken bepaald. Iedere cirkelvergelijking in het platte vlak bepaalt een vlakvergelijking in de ruimte. Twee vlakken snijden elkaar volgens een lijn. Deze lijn snijdt de eenheidsbol in twee punten. De projectie in het vlak van deze snijpunten levert de gezochte punten op. Rekenkundig komt dit overeen met het oplossen van het lineaire stelsel: ax+a x„ a x c 11 1 12 2 1 3 3 ax+a x„ a x c 21 1 22 2 23 3 2 (11) op de volgende wijze: Kies twee verschillende waarden voor één van de variabelen, bijvoorbeeld 0 en 1. Het is dan mogelijk de bij die aangenomen waarde behorende waarden van de andere variabelen te berekenen. Men kan zich deze procedure voorstellen als het zich beperken tot een vlakke dwarsdoorsnede van de bol, evenwijdig aan één van de coördinaatassen, waarin het snijpunt van twee lijnen wordt bepaald (fig. 10). Men zal kiezen voor die doorsnede, waarbij deze lijnen elkaar het best, dat wil zeggen het meest loodrecht, snijden. De determinant van het overgebleven, op te lossen, lineaire stelsel vergelijkingen is een maat hier voor. Vullen we bijvoorbeeld in (11) voor x3 achtereen volgens 0 en 1 in dan heeft de lijn de vectorvoorstelling: L: x x1+X(x2-xJ=a Xb waarbij Xi als derde component 0 en x2 als derde compo nent 1 heeft. Snij L met de bol E: E x2+.x2+x2=1 dan (a+Xb f+(a+Xb )2+(a+Xb 1 1 2 3 1 1y v 2 2y v 3 3y (b-b)X2+ 2 (a-b) X (a-a) -1 =0 X - (a-b) b~V(a-b)2- (b-b)( (a-a) -1 (b-b) 408 NGT GEODESIA 92 - 10

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1992 | | pagina 12