■V •AATAh x. L' "L? "L° 2L„ X,P, P,X2, X2P2 P2X3, X3P3 P3X1, X= De vergelijking van dit opper vlak gaat bij stereografische projectie niet over in een lineai re vergelijking tussen de nieuwe variabelen. Het is echter moge lijk in sommige gevallen een al goritme te gebruiken dat, uit gaande van hoekmetingen naar drie in coördinaten bekende punten, de afstanden tot deze punten bepaalt. Ook kan een reeks formules voor deze omzetting worden afgeleid. 7) Figuur 13. Figuur 14. Figuur 15. Uit de gegeven coördinaten van de drie punten kunnen, analytisch te werk gaande, de onderlinge afstanden L0, L, en L2 worden berekend. Drie in wezen verschillende configuraties kunnen zich voordoen (fig. 17). Ill Figuur 17. Het teken van het inwendig produkt van de vectoren laat zien of de hoek tussen de vectoren scherp of stomp is. In het vlak kiezen we een nieuw coördinatenstelsel met de oorsprong in X, en de richting van X, naar X2 als posi tieve X-as. De coördinaten zijn dus X, =(0,0), X2 (0,L0). Voor X3 geldt: I. Figuur 18 x3 (A,/x), met X i 2 *-i - Lj - L„ 2 L„ 1 1 L, - X 7) Binnen het bestek van dit artikel zijn deze formules achterwege gelaten. x3 (\,g), met 2 1 L, - L, - Ln x 2L„ Figuur 19. Hoeken-afstanden conversie: benaderingsalgoritme Beschouw het viervlak gevormd door drie in coördinaten bekende punten en het opstelpunt (fig. 14). Knip de ribben waarvan P deel uitmaakt, in gedachten door en vouw de driehoeken om tot ze in het vlak door X,, X2 en X3 liggen (fig. 15). Construeer in het vlak de meetkun dige plaats waar men deze hoeken kan waarnemen, cirkels met middelpunt M, en straal R, (fig. 16). x3 (-A,jj), met ,22 Figuur 20. De middelpunten M, en stralen R, van de cirkels volgen zoals bij de hoekmeting in het platte vlak uit de vlakcoördinaten van de X; en de ruimtehoeken. P ligt zodanig, dat in de vlakke figuur dat wil zeggen als we de cirkel ix, lip,-xll> snijden met de cirkel (Mj.Rj), komen Figuur 16. we in P, 1Kies nu een stadwaarde en een rotatierichting (linksom dan wel rechtsom) en bereken achtereenvolgende snijpunten tot het verschil in cirkelstralen tussen twee achtereen volgende cycli voor alle stralen binnen een vooraf bepaalde nauwkeurigheid valt. Als het proces niet con vergeert, keer dan de wentelrichting om en hoop dat de stralen nu wel naar een zekere waarde convergeren. De berekening van opvolgende stralen (fig. 21): X m I x - X, m - X A[ VW m,y Xly 7 l X.-m r.+, =llP,-x,+1|| met Figuur 21. Worden alleen hoeken naar drie punten gemeten, dan zijn onvoldoende waarnemingen gedaan om het opstel- 410 NGT GEODESIA 92 - 10

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1992 | | pagina 14