Een soort; camera
03
zij niet de toelating tot een Referendar-opleiding af
snijden. De student moet „eindexamen" doen in de
volgende vakken: landmeten, „Landesvermessung", fy
sische geodesie, waarnemingsrekening en fotogramme-
trie. Deze examens zijn alle mondeling.
Opleidingen aan andere universiteiten
Behalve in Karlsruhe kan men ook nog aan zeven andere
universiteiten of hogescholen geodesie studeren. De
basisstudie is praktisch overal gelijk. De grootste ver
schillen treden op in de laatste vier semesters van de
studie. Ik zal me tot twee universiteiten beperken, omdat
bij de overige universiteiten soortgelijke afstudeerrich
tingen bestaan. Kent men in Karlsruhe geen zogenaamde
afstudeerrichting, aan andere universiteiten is dat wel het
geval, zoals uit een enquête is gebleken. Aan de andere
universiteit in de deelstaat Baden-Württemberg, Stutt
gart, kan een student kiezen uit zes verschillende af
studeerrichtingen: navigatie, geodesie, lagere geodesie,
beeldverwerking, registratie onroerend goed en GIS. Aan
de universiteit München bestaan vier studierichtingen:
geodesie, fotogrammetrie, kartografie en remote sen
sing;
astronomische en fysische geodesie;
„Ingenieurvermessung" „Ingenieurbau";
„Bodenordnung" und Landentwicklung.
Er is een sterke correlatie tussen de afstudeerrichtingen
en de leerstoelen die aan de universiteiten zijn verbon
den. Niet alle universiteiten hebben een leerstoel voor
„Bodenordnung und Landentwicklung" en dus geen af
studeerrichting in dit vakgebied. Veelal hoort men dat dit
vakgebied het beste in de praktijk kan worden geleerd en
wel na een Referendar-opleiding. Wat inhoudelijk achter
de namen van de afstudeerrichtingen steekt, is moeilijk te
zeggen. Hier zullen ongetwijfeld de stokpaardjes van de
docenten een grote rol spelen. Voor de latere beroeps
uitoefening mag een gekozen afstudeerrichting niet al
leen bepalend zijn, ik wil haast zeggen het tegendeel.
Vergelijkingen
Ik kan mij voorstellen dat een geodetisch ingenieur uit
Delft graag wil weten hoe hij zich met een Duitse dipl.-ing
kan meten. Het is heel erg moeilijk hierover een uitspraak
te doen. Dat er verschillen zijn, is duidelijk. Uit mijn per
soonlijke ervaring kan ik zeggen, dat een pas afgestu
deerde ingenieur in Duitsland wezenlijk meer kennis
heeft van geodetische meettechnieken. Hier wordt op het
Geodeten in Duitsland zijn beter in meettechnieken dan hun Neder
landse collega 's.
moment nog veel waarde aan gehecht, omdat dit juist een
van de kernelementen van een geodeet is. Maar wat
betreft zijn GIS-kennis heeft de Nederlandse ingenieur
een duidelijke voorsprong. Omdat in deze sector veel
opdrachten worden uitgeschreven, kan men proberen
hiervan gebruik te maken. Ik vraag mij alleen vaak af of
GIS wel een uitgesproken kernelement van de geodesie
is. In Duitsland in ieder geval niet, daar proberen vooral
informatici en geografen zich dit werkgebied toe te eige
nen. In de toekomst zal in Duitse geodesie-opleidingen
hieraan ongetwijfeld meer aandacht worden besteed om
te voorkomen dat geodeten buitenspel worden gezet.
De zeegeodesie heeft aan de Duitse universiteiten, uit
gezonderd Hannover, weinig weerklank gevonden. Daar
door is, of misschien was, de Nederlandse geodetisch
ingenieur veel beter opgeleid om een functie in die rich
ting te bekleden.
Op het gebied van de verwerking en analyse van meetuit-
komsten in algemene zin zijn de verschillen veel kleiner.
De Nederlandse ingenieur is over de gehele linie gespro
ken qua opleiding vergelijkbaar met een Duitse ingenieur.
Naar mijn mening is de Nederlandse ingenieur wat betreft
zijn wiskundige kennis iets beter uitgerust dan de Duitse.
Daarom mogen we nog geen geheimtaal gebruiken om
met onze kennis indruk te maken.
Het zal altijd wel zo blijven: er zijn goede en slechte
geodeten, evenals goede en slechte hbo-ingenieurs.
Langs de Vondellaan staan enkele groepjes zo
blijkt later studenten het land te meten. Door een
soort camera op een statief kijkt een student van een
afstandje naar zijn medestudent, die een meterslange
lat met rode en witte markeringen vasthoudt".
Dat lijkt een citaat uit een buurtkrantje. Het is echter
een inleiding uit de HU-brief, het personeelsblad van
de Hogeschool Utrecht (jaargang 6, no. 3).
Studenten, die dit docentenblad zagen, reageerden
beheerst met: „Er is in ieder geval nog veel te doen
om het vak te promoten".
Elders in de brief wordt verslag gedaan van een doe-
dag voor HAVO- en VWO-meisjes bij de sector Bouw
nijverheid: „Bij Landmeten moesten ze een luchtfoto
meten".
Zou die foto met een soort waterpasinstrument zijn
gemaakt
Piksel
404
NGT GEODESIA 92 - 10