Een zekere onzekerheid
Samenwerking „land-, zee- en luchtmacht"
Dirk bedient de meetapparatuur.
schiet als een krab zijwaarts tot het beginpunt is bereikt.
De x- en y-coördinaten van onze positie worden door de
Trisponder bepaald, de z komt uit de sonar-metingen
welke vanuit een soort vis onder de craft worden verricht.
Even voordat we de beginraai bereiken, laat de navigator
,,de vis" zakken. Via een doorzichtige koker zien we hem
gaan. De zeebodem is prachtig helder.
Weldra verschijnen op de papierstrook de eerste bodem
profielen. Iedere keer als we er overheen vliegen (met
zo'n craft vaar je niet, maar vlieg je) wordt de vaargeul
heel duidelijk zichtbaar.
Behalve de bodem worden ook nog twee lijnen bovenin
zichtbaar; dat is het wateroppervlak. Dat wordt ook ge
meten en dient om de ruwe dieptemetingen te corrigeren.
Aan de vier hoeken van de craft steken tijdens het meten
armen naar buiten, met aan de uiteinden ultrasone
sensoren, die de afstand naar het wateroppervlak meten;
onder de boot zitten er ook nog twee. Met die zes senso
ren worden de afwijkingen veroorzaakt door het rollen en
stampen, de hoogte van het luchtkussen en het op en
neer gaan van het vaartuig gecorrigeerd.
Er zijn trouwens meer correcties nodig, zoals die van het
zeewaterpeil van dat moment, want de dieptekaart die
moet worden gemaakt, wordt gerelateerd aan het zoge
naamde ,,Z-niveau", dat is het niveau van de landelijke
Tweede Algemene Waterpassing (TAW) 106 mm. Al
die gegevens worden digitaal opgeslagen. Bij elke diepte
meting worden automatisch de exacte locatie en het
tijdstip van opname vermeld.
Na een half uur is twintig kilometer raai gemeten. De
Terug in de garage: uitstappen.
NGT GEODESIA 92-11
profielrol toont het ruwe resultaat. Na de nodige bereke
ningen en correcties zal blijken of de geul moet worden
uitgebaggerd of niet.
Voordat we terugkeren naar de „garage", demonstreert
lain wat kunstjes van zijn craft. Met grote snelheid vliegen
we vooruit, achteruit, naar links en naar rechts, zwenken
om een grote containerboot tot vlakbij de wal, vervolgen
de weg over een ondiepte van een halve meter, zwenken
weer naar dieper water en komen dan ineens in een
pirouette. Als een tol draait de craft om zijn as. Nu lijkt er
toch wat fout te gaan, maar Johan kijkt onverstoord:
„Niks aan de hand hoor, de ene propeller staat in zijn
vooruit en de andere in zijn achteruit". Maar bij volle
kracht gaat dat wel hard, het duurt gelukkig niet te lang.
We komen weer uit de pirouette en koersen nu recht op
de betonnen landingsplaats af. Pas achterin de garage
komen we tot stilstand. Met het pirouettegevoel nog in de
benen stappen we weer op de begane grond.
In één van de werkkamers van BEASAC geeft Johan nog
wat toelichting op het plaatsbepalingssysteem Trispon
der. Daarmee wordt de afstand gemeten naar vier vaste
punten die langs de zeekust staan. Door de afstand uit te
zetten vanuit die punten, vind je de positie van de craft.
Doe je dat maar vanuit twee punten, dan snijden de
cirkelbogen elkaar in één punt, dat is duidelijk; doe je dat
vanuit drie punten, dan krijg je geen snijpunt, maar een
driehoek, je hebt dan een „zekere onzekerheid". Het is
de kunst die onzekerheid zo klein mogelijk te houden en
je plaats zo nauwkeurig mogelijk vast te stellen. Die ligt
dan ergens in dat driehoekje. Door middel van een
kleinste kwadratenvereffening wordt een nauwkeurigheid
van ongeveer één meter bereikt. Er zijn wel studies naar
andere plaatsbepalingssystemen gaande, bijvoorbeeld
GPS, maar daarover zijn nog geen besluiten genomen.
Met nadruk wil Johan overigens opgemerkt hebben dat
het hele project van de zeebodem-meting is uitgewerkt
onder auspiciën van „Het Bestuur", dat wil zeggen: de
Belgische overheid (Departement van Leefmilieu en Infra
structuur). Zij hebben daarvoor het nodige geld beschik
baar gesteld.
Met de craft worden de hele Belgische kust en een stukje
Nederland tot voorbij Cadzand regelmatig gemeten. Je
kunt daaruit zien hoe de kustlijn verloopt. Ook wordt
nagemeten of een vaargeul wel volledig is uitgebaggerd
en of de bagger niet ergens anders in de vaargeul is
teruggevloeid.
Door de metingen van de BEASAC III te combineren met
fotogrammetrische luchtopnamen ontstaat zeer complete
kustlijninformatie waaruit heel veel is te distilleren.
Met de craft wordt bij hoogwater gemeten tot dicht bij de
duinvoet, bij laagwater worden luchtfoto's gemaakt vanaf
de achterkant van de duinen tot aan de laagwaterlijn. Die
twee metingen samen geven een zeer complete, digitale
hoogtekaart van de zeekust. Het overlappende deel geeft
alle informatie van het strand weer. Vergelijking van deze
combinatiekaart met die van enkele jaren geleden laat
zien dat de duinvoet verloopt in de richting van de zee, en
de laagwaterlijn richting duinen. Kortomhet strand wordt
smaller. Maar ook is uit de digitale terreinmodellen aan te
geven op welke plaatsen zand is verdwenen (erosie) of
475