Structuur van het basisbestand Produktieproces: fotogrammetrie Volgens de huidige inzichten zal het basisbestand in 1997 gereed zijn voor het gehele land. Hiertoe is het nodig een deel van de werkzaamheden uit te besteden. Dit betreft met name de digitalisatie van bestaande kaart- bladen 1:10 000, waarvan er in totaal 650 zijn. Met de uitbesteding is een begin gemaakt. Naar verwachting is het uitbestedingsproces tegen het eind van het jaar volle dig operationeel. TDN kan voor eigen rekening alleen die kaartbladen (laten) digitaliseren, die in het lopende jaarprogramma zitten. Het jaarprogramma wordt vastgesteld door het Ministerie van Defensie. Het tempo van digitalisatie ligt daarmee op 15% van het land per jaar. Kaartbladen die niet in het huidige jaarprogramma voorkomen, kunnen eerder worden gedigitaliseerd indien een gebruiker daar aan behoefte heeft. De gebruiker zal dan echter wel de financiering voor zijn rekening moeten nemen. OVET? EETN WU.F" O JAAR O.K ETE1M GESTAND MSTU&ÜEfT Fig. 1. Wie betaalt, bepaalt. Een deel van de financiering kan TDN terugbetalen op het moment dat het kaartblad toe is aan herziening. De klant verkrijgt dan op tijd een produkt dat geschikt is voor bijhouding door TDN. Een eenmalige ad hoe digitalisatie- slag, die ook geld kost, wordt daarmee voorkomen. Wellicht wordt een landsdekkend bestand eerder dan 1997 verkregen, wanneer ministeries als VROM en LNV zouden besluiten geld in dit project te steken. Het uitgangspunt voor de opbouw van het bestand is om het bestand geschikt te laten zijn voor zowel GIS- toepassingen als kaartvervaardiging. Het woord „basis bestand" is dan ook niet toevallig gekozen. Het is de basis voor toepassingen in het schaalbereik 1 5000 - 1 25 000 en het is de basis voor een bestand op schaal 1 50 000, dat op zijn beurt weer een soort basisbestand vormt voor toepasingen op dat schaalniveau. De vorm waarin de topografie in een bestand is opge slagen, bepaalt de gebruiksmogelijkheden ervan. Het probleem bij het uitdenken van een structuur is, dat je vooraf de beperkingen en mogelijkheden niet op een rijtje hebt. Je kunt een inventarisatie in den lande op touw zetten, maar tegen de tijd dat dat wat oplevert, is het 1997. Uitgangspunt is daarom geweest „houd het sim pel". Met een simpel gestructureerd bestand kun je alle kanten op. Het laat zich eenvoudig in welk formaat dan ook omzetten. Zo was de gedachtengang. We hebben er nog geen spijt van, want de ervaringen van de eerste gebruikers zijn overwegend positief. Het bestand bestaat uit punt- en lijnelementen. De lijn- elementen bestaan uit een string coördinaten, beginnend en eindigend in een knooppunt. Elk element kan in de grafische file worden voorzien van maximaal twaalf attri buten. Attributen kunnen slaan op het element zelf (hoofdcode) of op het naastliggende vlak, het naast liggende symbool zoals een bomenrij of talud, dan wel het naastliggende parallelle lijnelement (bijcode). Punten en rechte lijnstukken zijn de enig toegelaten ver schijningsvormen van coördinaten. Wie een spline door de punten van een hoogtelijn wil leggen, moet dat zelf doen. Het aardige van lijnstrings is, dat bij te ver in zoomen meteen het nauwkeurigheidsniveau zichtbaar wordt door de hoekigheid van de objecten. Vlakken worden in het bestand met een centroïde opgeslagen. Als nevenprodukt van de controlefase worden vlakken tevens verklikt als bijcode van een lijnelement. Uitgangspunt voor het produktieproces zijn luchtfoto's 1 18 000 opgenomen met een brandpuntsafstand van 21 cm. De luchtfoto's worden in het voorjaar vervaardigd vanaf half februari tot het tijdstip dat het loof aan de bomen begint te komen. Zomerfoto's leveren slechte kaarten op, omdat de topograaf objectgrenzen die schuil gaan onder het loof, niet goed kan zien of zelfs geheel over het hoofd ziet. De toenemende luchtvervuiling heeft tot gevolg dat het aantal vliegdagen is afgenomen. Zomerfoto's moeten daarom steeds vaker worden ge accepteerd. Juist nu een bestand wordt opgebouwd dat langer mee moet dan twee kaartcycli, zijn goede foto's noodzakelijk. Een jaar geleden zijn proeven genomen met winterfoto's. De kwaliteit van het fotobeeld was acceptabel. De foto's van 23 januari hadden weliswaar langere schaduwen, maar de schaduw was doorzichtig, hetgeen bij zomer foto's niet het geval is. Vanaf 1993 zal het vliegseizoen een maand eerder beginnen. De brandpuntsafstand van 21 cm (in plaats van 15 of 8,8 cm) is destijds gekozen om twee redenenhet aantal orthofoto's wordt ermee beperkt en de geringe omval van objecten komt de liggingsnauwkeurigheid ten goede. In het digitale produktieproces speelt het aantal orthofoto's geen rol meer, maar de omval van dijken, bruggen e.d. blijft onveranderd. Per kaartblad 1 50 000 van 20 x 25 km2 worden acht stroken gevlogen, ongeveer dertien foto's per strook. Een fotogrammetrisch blok beslaat eveneens het gebied van een kaartblad 1 50 000. Per blok worden paspunten rond en in het blok bepaald. Vliegschijven zijn op deze schaal niet nodig; nokken van daken en andere markante punten kunnen tot op één of twee decimeter worden bepaald. Door de systematische blokindeling kunnen paspunten voor meerdere blokken en voor meerdere her zieningen worden gebruikt. De hoeveelheid landmeet kundig terreinwerk bedraagt nog geen twee maanden per jaar voor een meetploeg van twee personen. Het gebruik van GPS ligt dan ook niet voor de hand (fig. 2). Voor de puntsoverdracht hebben we de beschikking over twee PUG IV's en een Zeiss PM 1. De triangulatie wordt uitgevoerd op een Wild BC2 of Wild AMH, de blokvereffe- ning met PAT-MR. We zijn zeer tevreden over PAT-MR: geen programma-onderhoud en als je een ander compu- 454 NGT GEODESIA 92-11

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1992 | | pagina 6