dat territoir en de hoeveelheid bebouwing als belangrijke
parameters te beschouwen. We kunnen de informatie
van de Wet Financiële Verhoudingen 1984 opnieuw daar
bij gebruiken. Wanneer we een redelijk kloppende for
mule vinden, is er een basis voor kostenvergelijkingen
verkregen, die mogen we aannemen beter is dan de
oppervlakte zonder meer of dan de oppervlakte gecombi
neerd met bevolkingsaantallen. Ook het opereren met
begrippen als landelijk gebied", „open bebouwing",
„stedelijk gebied" en dergelijke heeft zijn bezwaren. Er
ligt geen duidelijke definitie aan ten grondslag. De para
meters uit de WFV leveren bovendien het voordeel dat ze
driejaarlijks worden herzien, zodat we ook veranderingen
objectief kunnen vaststellen.
Uit het voorgaande moet men hebben begrepen dat elke
uitkomst waarmee men eigen begrotingen wil toetsen,
moet worden gecorrigeerd voor de bijzondere omstandig
heden van de eigen situatie. We bedoelen met name de
gekozen bestandsinhoud en de opnametechniek. Blinde
lings toepassen van een formule leidt tot niets. Een
formule kan alleen een toetsing zijn waarmee kritisch
moet worden omgegaan.
Zitten we aan de hoge kant of aan de lage kant en is dit
in overeenstemming met de plaatselijke bijzondere situa
tie? Ondertussen zijn er voldoende relativerende op
merkingen geplaatst om de gevonden formule af te
drukken. Ze luidt:
V 250*OPP 1500*KOM*H1'5 (1)
waarin
V de vervangingswaarde per hectare in guldens;
OPP de oppervlakte van het totale territoir in hecta
ren;
KOM de oppervlakte van de bebouwde kom(men)
binnen het territoir in hectaren;
H de gemiddelde hoogte van de bebouwing in de
bebouwde kommen in meters.
Daarbij moet nog worden uiteengezet wat in de WFV
onder bebouwde kom wordt verstaan. De regels van de
WFV houden in, dat de komgrenzen worden bepaald
514
door met stappen van maximaal 200 meter van gebouw
tot gebouw te springen.
Zolang men een volgend gebouw met een stap van
minder dan 200 meter kan bereiken, behoort dit gebouw
Bepaling van de komgrenzen op basis van de
WFV-crileria.
en ook het tussenliggend gebied tot de kom. Wordt
de bebouwingsdichtheid ijler, dan behoort een gebied
niet meer tot de kom. Binnen een territoir kunnen ver
schillende kommen liggen. Heeft een kom een totale
bebouwingsinhoud die kleiner is dan 25 000 m3, dan
wordt zo'n kom echter niet meegeteld bij de inhouds-
berekening. De „kom" van een bepaalde gemeente kan
dus een optelsom van „deelkommetjes" zijn. Het is goed
om nog op te merken dat deze komdefinitie iets anders is
dan die welke in de wegenverkeerswet wordt gehanteerd.
Buiten de kom kan wel degelijk sprake zijn van bebou
wing. Deze is echter verspreid gelegen en/of van geringe
bebouwingsinhoud.
Bovenstaande formule is het resultaat van een bewerking
van de beschikbare gegevens van een aantal grotere en
kleinere gemeenten met behulp van regressietechniek.
De grotere gemeenten beïnvloeden de uitkomsten sterk.
De werkwijzen en bestandsinhouden van de diverse ge
meenten zijn verschillend. Overwegend wordt echter
gewerkt met behulp van tachymetrie en wordt een com
plete kaart (totale territoir, voor- en achterzijde van ge
bouwen en weinig straatmeubilair) vervaardigd. De uit
komsten zijn afgerond. Daarbij werd ervan uitgegaan dat
de kosten per ha bij toenemende bebouwingshoogte
meer dan evenredig toenemen. Dit komt in de formule tot
uitdrukking, doordat de hoogte tot de macht 1,5 is ver
heven.
Vullen we de formule in voor de gemiddelde Nederlandse
komhoogte van 0,77 m, dan komt dit neer op f 1250,—
per hectare.
Is er geen kom, maar slechts zeer verspreide bebouwing
en verder landelijk gebied, dan blijkt hieruit een prijs van
f 250,— per hectare. Daarbij moet nog steeds worden
bedacht dat het gaat om complete, naverkende kaarten
of bestanden.
Verondersteld wordt dat deze formule goed voldoet voor
gemeenten met een flinke bebouwde kom, maar dat de
NGT GEODESIA 92 - 12