Fig. 7. Kleurgecodeerde representatie van be paalde geëxponeerdheidskiassen van het gebied afgebeeld in fig. 5. Hiervoor is het principe van puntraster en driehoeken uitstekend geschikt. Het DTM-oppervlak kan worden opgebouwd zowel uit de originele als uit geïnterpoleerde en gefilterde basisgegevens. Van de eerste methode is reeds een voorbeeld gegeven. In het tweede geval wordt op grond van een vrij instelbare filterwaarde een inter polatie uitgevoerd op de basisgegevens, met als resultaat een oppervlak. De basisgegevens en het DTM-oppervlak dienen tegenwoordig niet alleen op projectniveau be schikbaar te zijn, maar ook landelijk. Dit laatste vraagt om snelle toegang tot delen van het DTM. Het DTM-programmapakket HIFI-88 komt tegemoet aan de genoemde eisen voor functionaliteit en gegevens structuur. De kleinste eenheid die kan worden opgeroe pen, is een DTM-deelgebied dat uit een puntraster met variabele afstand en bijbehorend driehoeksnet bestaat. Het beheer van de deelgebieden is gewaarborgd door een hiërarchische opbouw van de DTM-gegevensbasis, die alleen wordt beperkt door de omvang van het externe geheugen. Om de techniek van interpolatie en filteren efficiënt te kunnen toepassen, wordt gebruik gemaakt van de bekende „eindige elementenmethode (FEM)" [9], Voor de opbouw van een DTM op basis van hoogtelijnen zijn speciale eisen nodig. Uitschietende terreinvormen zoals „bergruggen" en „dalen" worden door de hoogte lijnen slechts impliciet weergegeven. Het hieruit afleiden van een DTM-oppervlak is relatief lastig. In [10] zijn defini ties te vinden van bergruggen en dalen en zijn mogelijk heden gegeven om ze te bepalen. Aan de leerstoel voor fotogrammetrie wordt op dit mo ment onderzoek verricht naar het automatisch afleiden van bergruggen en dalen uit hoogtelijnen ten behoeve van de opbouw van DTM's. Eén mogelijke methode gaat uit van het bepalen van de as tussen twee hoogtelijnen en past vervolgens technieken toe uit de digitale raster- beeldverwerking. Een tweede, daarvan onafhankelijke methode is het op basis van de vectorgegevens van hoogtelijnen afleiden van de valrichting en vervolgens hieruit berekenen van bergrug- en dallijnen. Uitgangs punt is dat een dergelijke lijn die de valrichting aangeeft, 12 in feite een lijn is met een minimale stijgingsgraad. De tot op heden bereikte resultaten zijn erg bemoedigend [11]. Naar verwachting wordt het mogelijk om geomorfolo- gische hoogtelijnen met geringe handmatige inspanning te bepalen en in de DTM-structuur vast te leggen. DTM-produkten Uit een DTM-oppervlak kan men meerdere produkten vervaardigen. Voorbeelden zijn: hoogtelijnen met vrij te kiezen interval; profielen bepaald door in te voeren basislijnen; helling; perspectieven en afbeeldingen vanuit een specifieke zichthoek; verschillen tussen twee digitale terreinmodellen, waar onder volumebepaling. Bij deze voorbeelden hebben de grafische resultaten voornamelijk een vectorstructuur. De vooruitgang in de techniek biedt ook de mogelijkheid van beeldscherm- en rasterpresentatie. Voorbeelden van DTM-rasterproduk- ten zijn afbeeldingen in kleur van hoogtelagen en klasse indelingen van hellingen en geëxponeerdheid; afbeeldingen in kleur van de verschillen tussen twee DTM's; Fig. 8. Rasterperspectief verkregen uit de schaduwering van fig. 5. NGT GEODESIA 93 - 1

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1993 | | pagina 14