Meetkundige Dienst van de Rijkswaterstaat maakte van een deel nog wel grondkaarten.) Hoogtemeting is altijd moeilijk geweest. Neem de kaart van Rusland van 1877. Boven de Kaspische Zee staat een stippellijn, de tekst eronder meldt: Landstreken beneden den zeespiegel". Dat klopt. Ten zuiden van het schiereiland Mangysjlak heeft Bos geen stippel lijn getekend, maar wet een heuvelruggetje. Dit gebied ligt in werke lijkheid onder zeeniveau: 132 m zelfs!" De behoefte aan landmeters wordt in deze kartografie- en geodesie- promotie van Wolters-Noordhoff weer aangetoond. Een andere toelichting: ,,De Mount Everest staat at op de kaart. De berg is genoemd naar een Engelse geodeet die India nauwkeurig opmat". De prijs voor het in linnen gebonden werk bedraagt 1 99,75. Aan bevolen! Ik hoop dat de oplage van 12 500 wordt verkocht (op de recensie-exemplaren na natuurlijk). Adri den Boer EUROPEAN CITIES: GROWTH AND DECLINE Impressies van een internationaal congres In het Haagse congresgebouw kwamen van 13 tot 16 april 1992 zo'n 400 wetenschappers bijeen, verzameld rondom het thema „Euro pean Cities: growth and decline". Deze internationale „research- conferentie" werd georganiseerd door een samenwerkingsverband van drie universitaire onderzoeksinstituten Onderzoeksinstituut OTB van de TU Delft; Instituut voor Ruimtelijk Onderzoek van de Rijksuniversiteit Utrecht; Centrum voor Grootstedelijk Onderzoek van de Universiteit van Amsterdam. Deze drie instituten werken sinds enige jaren samen in de onder zoeksschool NETHURNetherlands School for Housing and Urban Research. Bovendien voeren zij gezamenlijk het interuniversitaire landelijke onderzoeksprogramma Stedelijke Netwerken uit. Het congres kan in zekere zin worden beschouwd als de afronding van het onderzoeksprogramma Stedelijke Netwerken. Bovendien paste het in het kader van de festiviteiten en wetenschappelijke bijeen komsten ter gelegenheid van het 150-jarig bestaan van de Techni sche Universiteit Delft. Het congres werd tenslotte gehouden onder auspiciën van het European Network for Housing Research. Een internationale research-conferentie van dit formaat is in het alge meen een bonte verzameling van „keynote-speeches", werkgroep bijeenkomsten en aanleunende activiteiten, waarbij het moeilijk, zo niet onmogelijk is om een helder overzicht te verkrijgen. Het congres in Den Haag telde zeven „keynote speeches", 9 „workshops" en ruwweg 250 inleidingen: ga daar maar aan staan. In de komende maanden zullen speciale edities verschijnen van een aantal weten schappelijke tijdschriften met geselecteerde lezingen die in Den Haag zijn gepresenteerd. De „special" van Built Environment (volume 18, no. 2) is inmiddels verschenen, gewijd aan het thema „Culture and Urban Regeneration: Some European Examples". Verder zullen specials verschijnen van „Urban Studies", „Housing Studies", TESG en „Netherlands Journal for Housing and the Built Environment". Een overzicht van centrale thema's kan worden ver worven aan de hand van de thema's van de workshops: 1. economie restructuring; macro-level effects; 2. economie restructuring; micro-level effects; 3. socio-cultural and demographic segregation; 4. neighbourhood and community change; 5. general urban policies; 6. housing tenure, housing finance and urban change; 7. upgrading and downgrading of urban areas; 8. comparative urban studies; 9. European cities: growth and decline. Zoals het hoort, hebben de „keynote speakers" de toon gezet voor het congres. Allereerst was er de stimulerende inleiding van Manuel Castells, verbonden aan de University of California, Berkeley en de Universidad Autonoma de Madrid. Hij schetste de internationale stedelijke ontwikkeling (met het accent op Europa) in het licht van de zich wijzigende mondiale arbeidsdeling en de spectaculaire politieke verschuivingen in Europa. Het wegvallen van het IJzeren Gordijn be tekent een keerpunt in de relatie tussen Oost- en West-Europa. Te verwachten valt een sterke impuls in de ontwikkeling van steden als Berlijn, Wenen, Boedapest en Praag. Een groot vraagteken is in hoeverre de zich alom manifesterende informatiemaatschappij de vestigingsplaatsfactoren van bedrijven beïnvloedt. Ook uit de inlei ding van Peter Hall, eveneens van de University of California, Berke ley, kwam naar voren dat hier tegenstrijdige tendenzen in het geding zijn. Enerzijds is er de verwachting dat de opkomst en verbreiding van telecommunicatietechnieken veel bedrijven meer en meer „foot loose" maken. Kantoren behoeven niet meer in het dure en propvolle stadshart te verrijzen, maar kunnen zonder bezwaar in de buiten wijken worden gevestigd. Volgens deze benadering zou een plezie rig woonmilieu voor bewoners waaruit de bedrijven medewerkers recruteren, als vestigingsplaatsfactor aan betekenis winnen. Daar staat de tendens tegenover van een toenemende behoefte aan ,,face-to-face"-contacten, opgenomen in fijnmazige netwerken van regelmatig met elkaar samenwerkende bedrijven. Wat de resultante van deze tegenstrijdige tendenzen is, valt nog niet met zekerheid te zeggen. Jiri Musil, de bekende stadsexpert van de Technische Universiteit van Praag, gaf een bewogen expressie van de betekenis die de nieuwe politieke verhoudingen hebben voor Oost-Europa. Vooral in Tsjecho-Slowakije, Hongarije en Polen (naast natuurlijk de voor malige DDR) heeft men de blik nu op het westen gericht en tracht men het ontwikkelingsmodel van Westeuropese steden te volgen. De overschakeling van een communistisch regime naar een democratie, geschoeid op een markteconomie, gaat met aanzienlijke overgangs problemen gepaard. Er zijn zeer veel investeringsplannen, maar de -beschikbaarheid van investeringsmiddelen is beperkt. Een bron van grote zorg is de huisvesting. De spotgoedkope huren in de sociale woningvoorraad zullen zeer sterk moeten stijgen, waardoor het bestedingspatroon van de huishoudens drastisch zal moeten worden aangepast. De eerste stap die bijna overal wordt gezet, is overdracht van de sociale huurwoningen van de centrale overheid naar de gemeente. De gemeenten zitten nu met de gebakken peren. Zij over wegen de oprichting van woningcorporatie-achtige instellingen of de verkoop van woningen aan bewoners. Een complicerende factor is dat de bouwkundige kwaliteit van veel flats abominabel is en dat het onderhoud stelselmatig is verwaarloosd. Bovendien is de monotonie zo omvangrijk dat, ondanks de enorme woningtekorten, bij een aan zienlijke huurverhoging in delen van de voorraad verhuurproblemen kunnen ontstaan. De Oosteuropese landen geven in het algemeen voorrang aan het economisch herstel en de herstructurering van het produktie-apparaat. Deze landen zullen in de internationale concur rentiestrijd moeten overleven. Daarbij past geen groei van de woon- uitgaven met honderden procenten, waardoor de woonkosten per eenheid snel toenemen. Ari Shachar is verbonden aan de Hebrew University van Jeruzalem en is leider van het European Science Foundation-programme „Re gional and Urban Restructuring (RURE)". Ook hij gaf een schets van de veranderingen in het stedelijk systeem in en om Europa. Hij wees op de omvangrijke immigratiestromen die binnen en naar Europa op gang zijn gekomen en vermoedelijk in de komende jaren verder zullen aanzwellen. Ten eerste is er de stroom immigranten vanuit arme Afrikaanse landen die in West-Europa hun geluk beproeven. Vroeger kwamen deze immigranten vooral uit Marokko, Algerije en Turkije, maar inmiddels komt men ook vanuit verderweg gelegen landen, zoals Ghana en Kenya. Dan is er de stroom asielzoekers, afkomstig uit landen waar burger oorlogen woeden of vormen van onderdrukking bestaan. Een schrij- 26 NGT GEODESIA 93 - 1

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1993 | | pagina 28