Binnengrens
55
en de reductie van aardgetijden; vervolgens wordt een
kleinste kwadratenvereffening uitgevoerd.
Per subset wordt gecorrigeerd voor de actueel gebruikte
laserfrequentie. In fig. 6 is een run analyse van locatie
Kootwijk weergegeven.
Reducties voor poolbeweging, luchtdruk, lasertempera-
tuur en overbrenging naar het grondniveau gelden voor
elke run. Aan het eind van een run worden statistische
momenten per subset, voor beide frequenties en voor de
run als geheel bepaald. Fig. 7 geeft de runoverzichten
van Westerbork en Kootwijk.
Tegelijk met de absolute metingen werden een aantal
relatieve metingen uitgevoerd voor de
bepaling van de zwaartekrachtgradiënten in de pun
ten Westerbork en Kootwijk;
bepaling van excentrische punten per hoofdpunt;
koppeling van de hoofdpunten onderling;
koppeling aan het Duitse nulde orde netwerk
(DSGN76), stations Aurich en Bentheim;
koppeling aan het RWS-net (ondergrondse merken
Gasselte en Amersfoort) en aan het zwaartekrachtnet
van de Faculteit der Geodesie (NS-station Assen en
Apeldoorn).
Deze metingen werden met verschillende LCR-gravi-
meters uitgevoerd. In [1] wordt nader ingegaan op rela
tieve zwaartekrachtmetingen.
Resultaten en evaluatie
In twee van de drie punten waar de absolute zwaarte
kracht werd gemeten, Westerbork en Kootwijk, waren de
metingen succesvol, en ten aanzien van resterende
systematische fouten werd het niveau van 10~8 bereikt.
Fig. 8 geeft de bepaalde absolute zwaartekrachtwaarden.
De oorzaak voor de mislukte meting in Delft wordt toe
geschreven aan een te hoog ruisniveau door de nabijheid
van de Noordzee en veel verkeer, in combinatie met een
niet voldoende stabiele ondergrond. Het is ook ver
meldenswaard dat de weersomstandigheden helemaal
niet gunstig zijn geweest.
De resultaten van de relatieve zwaartekrachtmetingen
tussen de absolute punten bleken goed overeen te
komen met de resultaten van de absolute metingen [1].
Geconcludeerd kan worden dat Westerbork en Kootwijk
zonder beperking kunnen dienen voor aansluiting van
eerste orde zwaartekrachtverschilmetingen. Met de juiste
voorzorg kunnen de waarnemingen ook als basis dienen
voor registratie van en onderzoek naar veranderingen
van de zeespiegel en bodembewegingen.
Station
Zwaartekrachtwaarde
(mgal)
Westerbork
981309,1177
Kootwijk
981250,8839
Fig. 8. Absolute zwaartekrachtwaarden.
De planning op korte en lange termijn omvat voor 1992
metingen op een nieuw derde punt in het zuidoosten van
Nederland om de beweging van het land beter te kunnen
vaststellen en ter controle een herhaling op één van de
twee bekende punten. Voorts is een herhaling gepland
van de absolute metingen in Nederland in een tijdsinter
val van ongeveer vijf jaar.
Voor optimale resultaten (dat wil zeggen het reduceren
van invloeden door hydrologische fluctuaties en getijden)
zou de combinatie van permanente relatieve metingen
met een supergeleidende gravimeter en periodiek her
haalde absolute waarnemingen wenselijk zijn.
Voor meer details van het project uit 1991 wordt ver
wezen naar [2],
Literatuur
1. Min, E. J. de, P. Plugers, Relatieve zwaartekrachtmetingen. NGT
Geodesia 1993 no. 2, p. 56-61.
2. Ree, R. E. van, Absolute zwaartekracht in Nederland. Afstudeer
scriptie Faculteit der Geodesie, Technische Universiteit Delft,
1991.
Bij het Kadaster in Breda werkt men al sinds 1966 aan
de „Operatie Zuidgrens". Daar wordt tot op de centi
meter nauwkeurig de afbakening tussen het Belgische
en Nederlandse koninkrijk vastgesteld. Een klus waar
ze bij het Kadaster al zo'n kwart eeuw minutieus aan
werken. Vijfentwintig jaar arbeid die straks bij het
openstellen van de EG-binnengrenzen voor niets is
geweest?
Je moet er niet aan denken. Martin Lobé, belast met
de registratiewerkzaamheden bij de Dienst van het
Kadaster in Breda, wil er ook niet aan denken. „De
grens tussen Nederland en België blijft ook na 1992
van belang", zegt hij monter.
De Landmeetkundige Dienst maakt nu gebruik van de
driehoeksmeting, heeft daarvoor de theodoliet tot haar
beschikking en kan zelfs met behulp van de tachy-
metrie detailmetingen verrichten. Honderdvijftig jaar
geleden moest de grens nog met de hand worden op
gemeten, meter voor meter, eerst met meetkettingen
en later met meetveren. „Bijnametingen, zoals we die
in de laatste jaren hebben uitgevoerd, was het verschil
tussen toen en nu vrijwel nihil. Van 52 centimeter
méér tot 1 meter 63 minder".
(Uit: Brabants Nieuwsblad,
9 november 1992)
NGT GEODESIA 93 - 2