Instrumenten draaien in banen rond de aarde en deze banen worden in hoge mate bepaald door het zwaartekrachtsveld van de aarde. Om heel nauwkeurig een satellietbaan te voor spellen, moet het zwaartekrachtsveld over de hele aarde bekend zijn. Omgekeerd kan men uit een nauwkeurig bekende satel lietbaan uitrekenen hoe het zwaartekrachtsveld verloopt. Zo kan een satellietbaan ons zwaartekrachtwaarden geven van gebieden waar nog geen terrestrische metin gen voorhanden zijn. Een satelliet echter beweegt met zo'n grote snelheid en op zo'n grote hoogte om de aarde, dat slechts gemiddel de waarden worden verkregen over tientallen kilometers. Voor onder andere geoïdeberekeningen zijn deze waar den van belang. Satellietmetingen en terrestrische metingen vullen elkaar aande ene methode geeft de gemiddelde zwaartekracht over een groot gebied en de andere methode geeft gede tailleerde waarden van de punten waar men meet. Zo krijgt men een goed totaalbeeld van het aardse zwaarte krachtsveld. De huidige instrumenten voor het meten van de absolute zwaartekracht maken gebruik van de vrije val-methode. De zogenaamde slingermethode, onder andere gebruikt door Bessel in 1849, is te onnauwkeurig en wordt tegen woordig niet meer toegepast voor precisiemetingen. In [7] is meer geschreven over het meten van absolute zwaarte kracht en de daaraan te stellen eisen. Instrumenten voor het uitvoeren van relatieve metingen zijn onder te verdelen in twee groepen: toepassing op land en voor op zee. Ze berusten bijna allemaal op de zogenaamde veermethode, maar de instrumenten ver schillen qua uitvoering en vooral qua omvang. Op het land worden landgravimeters gebruikt. Hierin zit het woord „gravity", hetgeen in het Nederlands wordt vertaald door „zwaartekracht", ook wel aangeduid met g. Het principe (fig. 2) berust op een aan veren opgehangen balk, met daaraan een proefmassa. De balk beweegt tussen twee condensatorplaten, waardoor spannings veranderingen optreden, te meten met een voltmeter. Door nu de lengte van één van de veren te wijzigen, wordt de balk weer teruggebracht in een zogenaamde nul positie. De voltmeter moet dan weer 0 volt aangeven. Op verschillende plaatsen is de stand van de balk, en ook de uitrekking van de veren, verschillend, zodat hieruit verschillen in zwaartekracht kunnen worden afgeleid. De instrumenten moeten aan de hoogste eisen van preci sie voldoen, opdat ook hele kleine verschillen nog kunnen worden gemeten. Stelschroef Meetbalk A Draaipunt Voltmeter Condensator Horizontale stelschroeven Fig. 2. Model van het principe van een relatieve landgravimeter. NGT GEODESIA 93 - 2 Fig. 3. LaCoste <S Romberg gravimeter met batterijvoeding en digi tale voltmeter. Rond 1950 werden zogenaamde gravimeters ontwikkeld met een nauwkeurigheid van 0,050 mgal. Veel van de huidige gravimeters zijn echter van het merk LaCoste Romberg (LCR). Sinds 1957, toen de eerste geodetische gravimeter werd ontwikkeld, zijn er een kleine 1000 in strumenten gebouwd van het zogenaamde G-type. Elk in strument heeft een eigen uniek nummer, een eigen kali- bratietabel en eigen eigenaardigheden. In Nederland beschikken we sinds 1985 over model G, no. 785 (fig. 3) en sinds 1991 ook over model G, no. 971 Daarnaast beschikt het KNMI sinds 1984 over de gravi meter model D, no. 59. Dit model heeft een kleiner bereik dan model G en er zijn sinds 1968 ongeveer 170 van deze gravimeters wereldwijd gemaakt. De nauwkeurigheid van beide modellen ligt rond de 0,010 mgal. In Duitsland heeft het Institut für Erdmessung van de Universiteit van Hannover een verbetering voor de LaCoste Romberg gravimeter ontwikkeld, het zoge naamde feedback-systeem. Hierbij wordt een elektrische spanning op de condensatorplaten gezet, waardoor het massa-veren systeem steeds in een nulstand wordt ge houden. De daarvoor benodigde spanning is een maat voor de zwaartekracht. Het instrument moet wel worden geijkt om de relatie vast te leggen tussen de gemeten elektrische spanning en het verschil in zwaartekracht. Deze ijking geschiedt tussen bekende zwaartekrachtpunten waarvan, door jarenlange metingen, vrij nauwkeurig de absolute g bekend is. Een ander instrument voor relatieve landmetingen is een superconducting gravimeter. Dit apparaat neemt echter veel ruimte in beslag, omdat wordt gewerkt met super geleiding. Een bal wordt zwevende gehouden in een zeer koude omgeving met behulp van een magnetische spoel. Veranderingen in de daarvoor benodigde kracht zijn een maat voor de zwaartekrachtveranderingen. Het instru ment wordt, vanwege een zeer kleine drift, vooral ge bruikt bij getijdemetingen en onderzoek naar bodem beweging. 57

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1993 | | pagina 13