Op zee worden aan boord van schepen ook veergravi- meters gebruikt voor het uitvoeren van zwaartekracht metingen. De omstandigheden zijn echter geheel anders dan op land. Een schip is altijd in beweging en deze be wegingen beïnvloeden de meetresultaten. Vening Meinesz heeft voor het eerst rond 1920 aan boord van een onderzeeër zwaartekrachtmetingen uitgevoerd met behulp van een slingerapparaat. De nauwkeurigheid was heel goed, gezien de toenmalige stand van de techniek. Tegenwoordig wordt een gravimeter op een cardanische tafel geplaatst, waarbij via een gyro de bewegingen van het schip worden gemeten; het platform wordt tegelijk gestabiliseerd. De tafel blijft zo steeds in een bepaalde, nagenoeg horizontale stand. Tot windkracht 6 - 7 kan zo met de gravimeter worden gemeten. Dit hele systeem wordt, voorzien van besturings-, verwarmings- en regis- tratie-apparatuur in een container geplaatst, zo dicht mogelijk bij het zwaartepunt van het schip. Een bekende leverancier van dergelijke zeegravimeters is Bodensee Werke in Duitsland. Sinds 1964 beschikt Nederland (Faculteit der Geodesie, TU Delft) over een zeegravimeter van het type KSS5, model GSS-20. In 1977 is het apparaat gereviseerd en voorzien van toenter tijd moderne elektronika. De dynamische nauwkeurigheid van het instrument is 1 mgal, terwijl een landgravimeter een nauwkeurigheid heeft van 0,010 mgal. Ondanks de leeftijd werkt het instrument meettechnisch nog prima. Bij een expeditie in 1986 zijn vergelijkingen uitgevoerd met een nieuwer Duits instrument, maar de meetresultaten waren even goed. Metingen op land Gezien de huidige praktijk worden hier alleen metingen met veergravimeters behandeld. Gravimeters zijn erg gevoelige meetinstrumenten. Er wordt ingegaan op de eisen die aan metingen moeten worden gesteld, op enkele belangrijke correcties en de soort metingen die kunnen worden uitgevoerd. Om te beginnen op het land. De instrumenten zijn gevoelig voor trillingen. Wil men ergens een zwaartekrachtmeting doen, dan moet de ondergrond solide en trillingvrij zijn. Dus van steen en niet te dicht bij druk verkeer, zware machines of op een viaduct. Ook kan de wind een storende factor zijn bij de metingen. Een beschutte plaats, liefst binnen in een ge bouw, verdient de voorkeur. Het transporteren van een gravimeter moet voorzichtig gebeuren. Het instrument mag nergens tegenaan stoten 58 om verstoringen van een meting te voorkomen. Transport per auto is goed mogelijk, mits het instrument trillingvrij kan worden bevestigd. Het beste kan het instrument in de hand worden vervoerd in de meetkoffer. De inwendige temperatuur van het instrument moet constant worden gehouden tot op 0,01° C nauwkeurig. Verder is het instrument onderhevig aan zogenaamde drift. In rust is de drift anders dan wanneer het instrument wordt vervoerd. Daarom moeten tijdens een meetcam- pagne regelmatig metingen worden uitgevoerd op be kende of op eerder gemeten punten, om zo de drift te kunnen bepalen. Deze kan soms 0,050 mgal per dag bedragen, terwijl de meetnauwkeurigheid rond de 0,010 mgal ligt. Een andere storende invloed is het zogenaamde aard- getij het op en neer bewegen van de aardkorst als ge volg van de aantrekkingskracht van zon en maan. Deze verstoring is goed meetbaar en kan liggen tussen +0,100 en -0,100 mgal (fig. 3). Door de tijd van een meting te noteren, kan via een berekening de invloed van aardge- tijden worden bepaald. De metingen kunnen hiervoor worden gecorrigeerd, waardoor vergelijking mogelijk is met andere metingen op dezelfde plaats, maar op een ander tijdstip. Er kunnen verschillende soorten metingen worden uitge voerd met een landgravimeter: zwaartekrachtverschil- meting, getijdemetingen en ijkmetingen. Bij een verschilmeting wordt het instrument op twee ver schillende plaatsen opgesteld en worden enkele af lezingen gedaan. Na middeling en rekening houdend met drift en getijden verkrijgt men een zwaartekrachtverschil. Zo'n gewone meting bestaat uit het horizontaal stellen van het instrument door het inspelen van twee buis niveaus. Vervolgens wordt het veersysteem „vrij" gezet. De balk met de proefmassa zal nu tussen de condensa torplaten gaan bewegen. Door te draaien aan de zoge naamde meetknop, wordt de balk teruggebracht in een zogenaamde nul-positie. De aflezing van de meetknop is een maat voor de lokale zwaartekracht. Dit terugregelen van de uitwijking van de balk duurt ge- Fig. 4. Plot van een aardgetijde-registratie. De verschillen in aantrekkingskracht tus sen zon en maan zijn duidelijk zicht baar. middeld vijf minuten, zodat een enkele meting ongeveer tien minuten duurt. Van belang is niet de snelheid van meten, maar de tijd en rust die het instrument krijgt om zich aan te passen aan de lokale zwaartekracht. Getijdemetingen zijn metingen waarbij de verandering van de zwaartekracht met de tijd gedurende meerdere maanden wordt gemeten en op papier of floppy diskette wordt geregistreerd (fig. 4). NGT GEODESIA 93 - 2 -24 uur—

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1993 | | pagina 14