Onder invloed van de aantrekkingskracht van zon en maan verandert de afstand van een punt tot het massa middelpunt van de aarde en dus de zwaartekracht. Ten einde dit aardgetij goed te modelleren en dus te kunnen voorspellen, moeten de metingen worden vergeleken met modelberekeningen en dient het model eventueel te wor den aangepast voor de lokale aardgetijden. Zo kunnen er verschillen zijn tussen een getijdemodel voor de Veluwe en voor Zeeland. Gedurende lange tijd wordt de gravimeter vrijgelaten in z'n bewegingen, maar er wordt wel een filtering toege past op de meetwaarden. Er is namelijk een vrij grote ruis aanwezig, bijvoorbeeld door eigen trillingen van het ge bouw, invloed van wind op de bodem en zelfs van een ruwe zee langs de Nederlandse kust. Van belang bij ieder meetinstrument is de controle op de juiste werking en daarom zijn ijkmetingen noodzakelijk. Naast controle van de buisniveaus en de inwendige tem peratuur zijn bij gravimeters de kalibratiefactoren van belang. Minstens één keer per jaar moet worden gecon troleerd of de meter ook het juiste zwaartekrachtverschil meet tussen twee bekende punten, die als een zoge naamde ijkbasis dienst doen. Er worden twee soorten ijkbases onderscheiden: verti cale en horizontale. De horizontale ijkbasis bestaat in Nederland uit enkele punten die in noord-zuidrichting vrij ver uit elkaar liggen, bijvoorbeeld Haarlem en Maastricht, punten van het zwaartekrachtnet van de TU Delft. De zwaartekracht verandert immers door de afplatting van de aarde in noord-zuidrichting. Een verticale ijkbasis bestaat uit een aantal punten die qua hoogte ver uit elkaar liggen. De zwaartekracht veran dert immers ook met de hoogte, de afstand tot het middel punt van de aarde. In Delft is in het hoge gebouw voor Elektrotechniek zo'n ijkbasis aanwezig. Tussen de 2e en de 18e verdieping wordt een verschil in zwaartekracht ge meten van ongeveer 18 mgal, eenzelfde verschil in zwaartekracht als tussen Alkmaar en Haarlem. De ijk basis in een hoog gebouw is echter sneller en daarom nauwkeuriger te gebruiken: binnen twee uur kunnen ge makkelijk twintig metingen worden uitgevoerd tussen twee verdiepingen, terwijl twintig keer Alkmaar - Haarlem (35 km) minstens acht uur vergt per trein. Metingen op zee Tijdens het varen op zee wordt continu de verandering van de zwaartekracht gemeten. Op vaste tijdstippen wordt een meetwaarde weggeschreven naar een floppy diskette om later verdere bewerkingen per computer mogelijk te maken. Vroeger werden de metingen alleen geregistreerd op papier met zogenaamde schrijvers. Aan de wal kon men dan van deze lange rollen papier de ge wenste meetwaarden aflezen. Metingen op zee stellen andere eisen aan het instrument. Naast een goede nauwkeurige plaatsbepaling tijdens het varen is een goed gestabiliseerd platform een eerste ver eiste. Daarnaast moeten zoveel mogelijk lange rechte lijnen worden gevaren met weinig koersveranderingen. De zeegravimeter meet de versnelling van de zwaarte kracht en een koersverandering geeft een extra ver snelling en dus een verstoring van de meting. Pas vijftien minuten na een koersverandering van bijvoorbeeld ne gentig graden, kunnen weer nauwkeurige zwaartekracht- verschillen worden gemeten. Ook hier moet de inwendige temperatuur van het instrument constant blijven. NGT GEODESIA 93 - 2 Uit de posities van het schip wordt later een nauwkeurige snelheid berekend, die nodig is voor de belangrijke Eötvös-correctie aan de gemeten waarden. Deze correc tie heeft te maken met de vaarrichting van het schip in relatie tot de rotatie van de aarde. De correctie is het grootst in oost-westrichting. Correcties zijn ook nodig voor de waterdiepte om zo de juiste zwaartekrachtanomalie te kunnen berekenen. Op zee kunnen enkel dynamische metingen worden uit gevoerd, terwijl daarnaast alleen voor kalibratiedoel- einden metingen langs de kade worden uitgevoerd met behulp van nauwkeurige relatieve gravimeters. Meetcampagnes Er wordt nu kort ingegaan op enkele belangrijke meet campagnes die de laatste jaren hebben plaatsgevonden zowel op land als op zee. In 1986 werden aan boord van het hydrografische mari neschip „Tydeman" zwaartekrachtmetingen uitgevoerd op een deel van de Noordelijke Noordzee (NAVGRAV- project [4]). Deels was dit een aanvulling op een eerdere expeditie in 1979, maar ook een controle van die metin gen. Vijfentwintig lijnen werden gevaren, elk vijfentwintig kilometer uit elkaar, gedurende eenentwintig dagen. De metingen waren succesvol en de resultaten worden ge bruikt door tal van buitenlandse instellingen, waaronder enkele oliemaatschappijen. In 1987 werd voor het eerst het Nederlandse primaire RWS-net van zwaartekrachtpunten gemeten door de Meetkundige Dienst van de Rijkswaterstaat [6], Een aan tal ondergrondse peilmerken van het NAP diende als meetpunt, terwijl ook metingen werden uitgevoerd naar punten van eerdere metingen, als een soort vastlegging. In 1990/1991 werden deze primaire metingen herhaald. In 1988 werden opnieuw zwaartekrachtmetingen uitge voerd in de zogenaamde peilmeethuisjes op verschillen de locaties in het Groningse aardgasveld. Door de ont trekking van gas verandert de inwendige druk, waardoor bodemdaling kan optreden. Via waterpassingen is dit te constateren, maar door het uitvoeren van zwaartekracht metingen kunnen de absolute bodemdaling en massa verandering worden bepaald. Eerder werden dergelijke metingen uitgevoerd in 1978 en 1984 [3]. De resultaten laten een verandering van de zwaartekracht zien, vooral op plaatsen waar veel gas wordt onttrokken. In 1989 werd een begin gemaakt met het verdichten van het primaire zwaartekrachtnet ten behoeve van een nauwkeurige berekening van de Nederlandse geoïde. Hiervoor wordt iedere 5 km2 een zwaartekrachtmeting gedaan. In juli 1990 werd het net van de TU Delft weer hermeten, een net van meetpunten op twintig stations van de Neder landse Spoorwegen. Sinds 1984 wordt dit minstens één keer per jaar gedaan. In 1991 werden voor het eerst absolute zwaartekracht metingen uitgevoerd in Nederland. Met behulp van de landgravimeters werden de noodzakelijke verbindingen gemeten tussen de nieuwe absolute punten en de be staande netwerken. Eind 1991 werd de zeegravimeter weer gebruikt en wel bij een expeditie van drie weken in de Middellandse Zee ter hoogte van de Spaanse zuidkust. De metingen gebeur den aan boord van de ,,Tyro", in samenwerking met de Vrije Universiteit van Amsterdam. Deze zwaartekracht metingen hadden vooral een geofysisch doel: onderzoek 59

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1993 | | pagina 15