Intelligente verrekijker? Absoluut 1 bp 4 bp Kootwijk 981250,884 0,004 0,013 Westerbork 981309,118 0,000 0,011 Aurich 981356.744 -0,018 -0,002 Bentheim 981270,634 -0,035 -0,023 Fig. 7. Resultaten van absolute en relatieve metingen op de vier absolute stations (mgal). welke ook in het NED91 is opgenomen. Het absolute punt in NED91 in Aurich is helaas een ander punt dan de twee punten in Aurich die in het RWS-net zijn opgenomen. Hierdoor kan dit punt niet goed worden gebruikt voor de verdere vergelijking. Het verder gebruikte NED91 net is berekend met als basispunt Westerbork (de nieuw be paalde absolute waarde). De verschillen tussen de punten die in verschillende netten voorkomen, kunnen nu worden bepaald. De ver schillen tussen de vier punten in TUD en NED91 be dragen ongeveer +0,020 mgal. Het gemiddelde verschil tussen de vijf punten in RWS en NED91 is ongeveer -0,030 mgal. Bij deze verschillen is het station Delft meer gewicht gegeven, omdat daar veel meer metingen zijn verricht dan op andere punten. Het effect hiervan bedraagt enkele microgal. Wanneer er dus van wordt uitgegaan dat de twee nieuwe absolute waarden in Nederland goed zijn, moet het basis punt van de TUD een waardeverhoging van 0,020 mgal krijgen en de basispunten van het RWS-net een verlaging van 0,030 mgal. Deze eventuele aanpassingen worden nog extra bevestigd. Er kan namelijk een vergelijking worden gemaakt tussen het TUD-net en het RWS-net. Bij de punten van het RWS-net zijn veertien punten opgeno men, die onderdeel zijn van het TUD-net. Het gemiddelde verschil tussen deze veertien punten, met weer dezelfde basispunten, bedraagt precies 0,050 mgal. Conclusies De conclusies die kunnen worden getrokken, hebben dus niet alleen betrekking op de relatieve metingen van NED91. Deze relatieve metingen komen goed overeen met de relatieve metingen van het TUD-netwerk (met veel metingen uit de periode 1984-1991) en het RWS-netwerk (dat is gemeten met drie instrumenten). Wanneer de aan passingen van de basispunten, zoals boven omschreven, worden doorgevoerd, zijn de verschillen ruim binnen de marges die volgen uit de standaardafwijkingen van de resultaten van de drie onafhankelijke berekeningen en metingen. Een andere belangrijke conclusie is, dat de Duitse basis punten een systematisch verschil lijken te hebben (van ongeveer 0,030 mgal) met het Nederlandse net (op basis van Kootwijk en Westerbork). Er bestaat nog een controlemogelijkheid die misschien wat opheldering kan verschaffen. In het RWS-net is namelijk ook gemeten op drie absolute punten in België. De waarden van deze drie stations zijn echter niet ge bruikt voor de uiteindelijke berekening. Deze waarden kunnen misschien op onafhankelijke wijze uitsluitsel geven over welke basispunten dienen te worden gebruikt. Er zal contact met Duitsland worden opgenomen over de Duitse absolute punten, de actualiteit, de precisie en betrouwbaarheid daarvan, en de instrumenten die zijn gebruikt. Bovendien verdient het aanbeveling extra me tingen te verrichten tussen de Nederlandse eerste orde punten en de zes Duitse punten. Afgezien van het syste matische verschil met de Duitse absolute punten bevesti gen de relatieve zwaartekrachtmetingen de kwaliteit van de absolute metingen in Kootwijk en Westerbork. Boven dien zal dit jaar nog een derde absoluut punt worden gemeten (waarschijnlijk in Limburg). Dit geeft meer zeker heid en tevens een goede controle op de schaal van het zwaartekrachtnetwerk. Binnenkort zal een uitgebreid rapport verschijnen met betrekking tot de relatieve eerste orde metingen in Nederland. Literatuur 1. Strang van Hees, G. L., Geodesie en zwaartekracht. NGT, juni 1971, p. 121 - 125. 2. Strang van Hees, G. LDe rol van de zwaartekracht in de geo desie. Geodesia 1976 no. 10, p. 252 - 257. 3. Strang van Hees, G. L., Zwaartekrachtmetingen in het Groninger aardgasgebied. NGT Geodesia 1980 no. 5, p. 188 - 192. 4. Haagmans, R. H. N. e.a., NAVGRAV, navigation and gravimetric experiment at the North Sea. Netherlands Geodetic Commission, Publ. on Geodesy, New series, number 32, 1988. 5. Strang van Hees, G. L., Zwaartekracht in de geodesie. NGT Geodesia 1989 no. 7/8, p. 344 - 347. 6. Löwik, J. S. M., Het eerste orde zwaartekrachtnet van Nederland. NGT Geodesia 1989 no. 7/8, p. 348 - 351. 7. Lorenz, G. K., R. E. van Ree, Absolute zwaartekrachtmetingen. NGT Geodesia, 1993 no. 2, p. 51 - 55. (Uit: NRC Handelsblad, 26 november 1992, bijlage Wetenschap en Onderwijs) Oplaten van een vrijzwevende weerballon op de zuide lijke meetlocatie. De antenne naast de meetwagen ontvangt gegevens over vlieghoogte, temperatuur en luchtvochtigheid tot op acht kilometer hoogte. Met de verrekijker op statief wordt de koers nog een half uur gevolgd en vastgelegd. NGT GEODESIA 93 - 2 61

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1993 | | pagina 17