Met ingang van 1 januari 1993 is ing. L. P. Boot benoemd tot hoofd van de afdeling Vast goed, Geodesie en Grondzaken (VGG) in het district West van Ingenieursbureau Oranje woud BV te Capelle aan den IJssel. Met de benoeming van de heer Boot is een einde gekomen aan het waarnemen van de functie door de heer ir. P. J. M. van Lijsen, afdelingshoofd van de afdeling VGG in district Zuid. Ing. J. W. W. van Wijk, voormalig hoofd van de landmeetkundige dienst van de gemeente Roosendaal, is per 1 januari 1993 aan gesteld bij de afdeling Vastgoed, Geodesie en Grondzaken van Ingenieursbureau Oranjewoud BV. Hij gaat de acquisitie onder steunen in de districten West (Zuid-Holland en Zeeland) en Zuid (Brabant en Limburg). Per 1 maart 1993 is ing. J. van Raamsdonk benoemd tot chef van het bureau Landmeten en Grondzaken van het Waterschap Regge en Dinkel te Almelo. Hiervoor was hij werkzaam als account manager vastgoedtoepassingen bij RAET Decentrale Overheid te Arnhem. I STUDIEMIDDAG „MARIENE GEODESIE" In samenwerking met de Hydrographic Society Benelux Branch organiseerde het Nederlands Genootschap voor Landmeetkunde op 28 oktober 1992 in het Congrescentrum Engels te Rotterdam een studiemiddag, met als onderwerp: Mariene geodesie, meten op zee". De thema's op deze gecombineerde studiedag waren wat en waarom meten op zee? elektronische plaatsbepalingssystemen op zee; kartering van de zeebodem; praktische toepassingen. Zoals het bij een goede samenwerking betaamt, waren er deze middag twee voorzitters. De voorzitter van het NGL, ir. S. Stelling- werff Beintema, leidde de middag tot de pauze. De voorzitter van de Hydrographic Society Benelux Branch, Commandeur E. Bakker, leidde het tweede deel. Bij zijn openingswoord zei Stellingwerff Beintema onder andere dat hij in het verleden al eens had gevraagd„Hoe nauwkeurig meet je op zee?". Het antwoord dat hij toen kreeg, luidde: „Dat hangt af van het zicht onder water". Voor een meer bevredigend antwoord gaf hij gaarne het woord aan de sprekers. Als eerste spreker kwam ir. P. G. Sluiter, geodetisch en hydrogra fisch adviseur, aan het woord. Hij hield een helder verhaal over het ,,Wat en waarom meten op zee". Was dat in het verleden de water diepte en de daarbij behorende plaats voor het vervaardigen van zeekaarten waarmee veilig kon worden genavigeerd, sinds de Tweede Wereldoorlog zijn er andere meettaken bijgekomen. Daar de kartering door andere sprekers zou worden belicht, lag bij Sluiter meer de nadruk op de olie-industrie. Voor meetactiviteiten betreffen de de olie-industrie maakte hij de volgende onderverdeling: seismisch onderzoek naar de geologische gelaagdheid; plaatsen van drijvende booreilanden; installeren van vaste produktieplatforms; aanleg van pijpleidingen. Daarnaast noemde hij als voorbeelden van niet aan de olie gerela teerd werk: baggeren ten behoeve van vaargeulen en havenwerken; leggen van telefoon- en andere kabels; winning van zand en andere grondstoffen; milieumetingen. Als typische kenmerken van het meten op zee noemde hij de zeemeter doet vanwege rekenellipsoïden en geodetische datums in het algemeen meer aan geodesie dan de landmeter; het meten is niet statisch, maar heeft een dynamisch karakter vanwege een bewegend zee-oppervlak; de metingen worden gesplitst in een bovenwater- en onderwater deel; wat onder water wordt gemeten, is niet zichtbaar. Daarna ging Sluiter dieper in op de plaatsbepaling voor de olie industrie, waarbij hij onderscheid maakte tussen exploratie (seismisch onderzoek en drijvende proefboorinstallaties) en exploi tatie (vaste produktieplatforms en aanleg van pijpleidingen). Hij wist boeiend te vertellen hoe de duizenden tonnen wegende boorplat- forms met meternauwkeurigheid in een bepaalde positie werden gemanoeuvreerd en met de juiste oriëntatie op de zeebodem werden geplaatst. Tot slot gaf hij aan dat tijdens het meten op zee altijd rekening moet worden gehouden met de beperkingen en de gevaren die werk op zee met zich meebrengt. De tweede spreker die middag was ir. A. W. van Dam, docent aan de Algemene Hogeschool Amsterdam. Het thema Elektronische plaatsbepalingssystemen" wist hij op heldere wijze te brengen. Elektronische plaatsbepaling op zee is het elektronisch meten van afstanden naar bijvoorbeeld tenminste twee, op het land geplaatste, vaste punten waarvan de coördinaten bekend zijn. Vanuit het vaartuig (master) wordt op het moment dat een puls wordt uitgezonden, een klok gestart. Het vaste punt (remote) ontvangt de puls en zendt daarop ook een puls uit. Het vaartuig ontvangt die puls en de klok stopt. Uit de gemeten looptijd van de puls (t) en de puls snelheid (V) volgt de afstand (D) tussen het vaartuig en het vaste punt volgens: D t.V/2 TAD. TAD is de Turn Around Delay, de vertraging in het vaste punt, om gezet in meters, die door kalibratie wordt bepaald. Voorbeelden van deze „range-range" systemen zijnMicrofix, Trisponder, Syledes en Trident. Verder gaf hij nog enige bijzonderheden van „range-range"- syste men, zoals het bereik dat vanwege „line-of-sight" 50 kilometer kan zijn, als de hoogte van de zender en ontvanger aan boord 9 meter is en de remote op een hoogte van 83 meter boven zeeniveau wordt geplaatst. De hyperbolische systemen hebben twee op het land geplaatste zenders, Primary (P) en Secundary (S). Tussen de momenten dat P en S een puls uitzenden, ligt een vast tijdinterval ED (Emission Delay). Met de aan boord geplaatste ontvanger (O) wordt het tijd interval (dt) tussen de ontvangsten vanuit P en S gemeten dt (SO - PO)/V ED, hierin is V de pulssnelheid. Voorbeelden van deze systemen zijnPulse/8 II en Loran-C. Ook over deze systemen gaf van Dam nog enige bijzonderheden, zoals het bereik dat voor Pulse/8 II ongeveer 800 km en voor Loran-C ongeveer 2000 km is. Vanwege de gebruikte grondgolven geldt hier dus de „line-of-sight" voorwaarde niet. De nauwkeurigheid van deze systemen is echter geringer. Een andere groep van elektronische plaatsbepalingssystemen is de „range-bearing"-systemen. Tussen een op het land geplaatste Fix en een op het vaartuig geïnstalleerde Mobile wordt ongeveer zoals bij de ,,range-range"-systemen de afstand gemeten. In de Fix bevindt zich een soort gradenboog die de richting van Fix naar Mobile levert. Uit afstand en hoek zijn de coördinaten van de Mobile te berekenen. Een voorbeeld van zo'n systeem is Artemis. Het bereik is ongeveer 15 km. Verder sprak van Dam nog kort over akoestische systemen en GPS. Lte»*. 70 NGT GEODESIA 93 - 2

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1993 | | pagina 26