D GFO GF* GF® 3F GFO GFO GF 3 GFO GF® GF 3F GFO GFO Gf GFO GF GFO 3FO GFO GF® Gl S> GFO GFO GFO 3F* GF GFO Gf D GFO GFO 3FOGFOGF* GF GF® GFO GFO 3FO GFO GF GF rung bei der Auswertung von GPS-Beobachtungen, D. Anger- mann. ISBN 3 7696 9434 1; Heft 389: Zur Integration von Vektor- und Rasterdaten in Geo- informationssystemen, Hongguang Yang. ISBN 3 7696 9435 X. Voorts zijn verschenen in de serie Veröffentlichungen der Baye- rischen Kommission für die internationale Erdmessung der Bayeri- schen Akademie der Wissenschaften, Astronomisch-Geodatische Arbeiten Heft 49: Arbeiten zum Thema inertiaischweremet bijdragen van G. Klein, G. Boedecker en K. H, Neumayer. ISBN 3 7696 9792 8; H eft 51Das ProjektSatelliten- und Inert/algeodasieder Baye- rischen Kommission für die Internationale Erdmessung, met bij dragen van R. Sigl, W. Ehrnsperger, W. Wende, G. Boedecker en K. H. Neumayer. ISBN 3 7696 9794 4. Overige meldingen Overzicht van publikaties, bijgewerkt tot 24 augustus 1992: ETH Zurich, Instituut voor Geodesie en Fotogrammetrie; IGP bericht; Photogrammetry Volume 1, Fundamentals and standard pro cesses, prof. K. Kraus. Dümmlerbook 7868, Ferd. Dümmler Verlag; Fernerkundung Band I. Physikaiische Grundlagen und Aufnah- metechniken (1988), Band Auswertung photographischer und digitale Biider (1992), prof. K. Kraus. Dümmlerbuch 7866 en 7867, Ferd. Dümmler Verlag; Grundlagen der Geo-lnformationssysteme, Band 2, Analyse Anwendungen und neue Entwicklungen, R. Bill en D. Fritsch. Wichmann Verlag, ISBN 3 87907 228 0; Zeitschrift für Satellitengestützte Positionierung, Navigation und KommunikationDuits/Engels-talig, verschijnt 4x per jaar. Wich mann Verlag ISSN 0941 5955. STANDAARD LIJNSEGMENTEN VNG Uitgeverij, 1992, 102 p., ISBN 90 322 3305 X, f 27,50. Dit rapport heeft een duidelijke relatie naar de GFO's op vastgoed- gebied (basisregistratie vastgoed, objectgebonden heffingen, ge meentekadasters, gemeentelijke basiskaart). De lijnsegmentenmethode is een instrument waarmee gegevens verzamelingen met elkaar in verband kunnen worden gebracht, analyses kunnen worden gemaakt en ruimtelijke presentaties in de vorm van kaarten kunnen worden vervaardigd. THE USE OF SATELLITES IN GRAVITY FIELD DETERMINATION AND MODEL ADJUSTMENT Het gebruik van satellieten bij het bepalen van het gravitatieveld en het aanpassen van gravitatiemodellen Proefschrift van vliegtuigbouwkundig ingenieur P. N. A. M. Visser, verdedigd op 10 september 1992 aan de TU Delft. Dei ft University Press 1992, 216 p., ISBN 90-6275-802-9/C/P, ingenaaid. Het proefschrift beschrijft het onderzoek van de auteur verricht in het kader van de postdoctorale vierjarige AlO-opleiding. Doel van het onderzoek was het ontwikkelen en verbeteren van methoden op het gebied van de modellering van het aardse gravitatieveld. Dit aardse gravitatieveld speelt een belangrijke rol in de beschrijving en be paling van satellietbanen in de geodesie, oceanografie, geofysica, enz. De nadruk van het proefschrift ligt op het bepalen en/of verbeteren van gravitatieveldmodellen met behulp van waarnemingen verricht door of naar satellieten. De onderzochte waarnemingstypen zijn satelliet-radarhoogtemetingen (satellite altimetry), satelliet-laseraf- standmetingen (SLR) tussen een station op de aarde en een satelliet, metingen van de afstand en/of afstandsveranderingen tussen twee satellieten (satellite-to-satellite tracking) en metingen van de zoge naamde gravitatietensor (satellite gradiometry). Deze waarnemingen waren beschikbaar, ofwel als actuele metingen ofwel in gesimu leerde vorm. Met name de laser-afstandmetingen en de radarhoogte metingen waren in ruime mate bij de TU Delft voorhanden. In de studies beschreven in het proefschrift is voornamelijk gebruik ge maakt van laserafstandmetingen en radarhoogtemetingen van de SEASAT- en GEOSAT-missies. De andere waarnemingstypen, sateIIite-to-satelIite tracking" en „satellite gradiometry", waren in gesimuleerde vorm door de auteur gegenereerd. Het proefschrift bestaat uit vier delen. In het eerste deel wordt be schreven hoe het aardse gravitatieveld kan worden gemodelleerd. Bovendien wordt een analytische theorie, de „Lagrange Linear Perturbation Theory", gepresenteerd, die het verband geeft tussen het model voor het aardse gravitatieveld en de verstoringen van een satellietbaan. Aangetoond wordt dat deze analytische theorie de baanverstoringen zeer goed kan beschrijven. In het tweede deel wordt beschreven hoe deze analytische baan- verstoringstheorie werd toegepast op echte satellietwaarnemingen en wordt beschreven hoe een bestaand gravitatieveldmodel kon worden aangepast met behulp van deze waarnemingen. Aangetoond wordt dat deze aanpassing leidt tot een aanzienlijke verbetering in de beschrijving van de satellietbaan (in dit geval de SEASAT-baan). Allereerst werd een experiment tot verbetering van een bestaand gravitatieveldmodel uitgevoerd met behulp van SEASAT-laseraf- standmetingen en radarhoogtemetingen. Deze aanpassing werd ver geleken met een aanpassing berekend met gebruikmaking van een numeriek baanberekenings- en parameter-schattingsprogramma (Geodyn). Daarna werd een uitgebreid onderzoek gedaan naar een totale aanpassing van een bestaand gravitatieveldmodel met behulp van GEOSAT-radarhoogtemetingen. Dit leidde tot een zodanige nauwkeurigheid in de beschrijving van het aardse gravitatieveld, en daarmee tot een dermate nauwkeurige bepaling van de satelliet baan, dat het mogelijk bleek gelijktijdig een model te genereren voor de beschrijving van de grote oceaanstromingen. Aangezien twee jaar van GEOSAT-radarhoogtemetingen beschikbaar waren, werd tevens een onderzoek verricht naar veranderingen in deze oceaan stromingen. Hierbij kon duidelijk een jaarlijkse cyclus worden onder scheiden, hetgeen de grote mogelijkheden aangeeft van satelliet missies als ERS-1 (1991) en TOPEX/Poseidon (1992) op het gebied van de fysische oceanografie en klimatologie. Het derde deel van het proefschrift beschrijft de resultaten van simu latiestudies in het kader van de toekomstige geodetische satelliet Aristoteles (1997). Deze satelliet zal worden uitgerust met zowel een zogenaamde GPS-ontvanger (satellite-to-satellite tracking) als een gradiometer. De GPS-ontvanger maakt het mogelijk dat continu si multane afstand- en dopplermetingen naar zes tot acht satellieten van het Amerikaanse Global Positioning System (GPS) worden ver kregen. Gezien de enorme hoeveelheid waarnemingen die deze instrumenten op de satelliet zullen leveren, werd in eerste instantie gekozen voor een simulatie waarin alleen lokaal (West-Europa) het gravitatieveld werd bepaald. Indien echter sprake is van een speciale geometrie van de waarnemingen, kunnen bepaalde vereenvoudi gingen worden toegepast, waardoor het mogelijk wordt ook simula ties uit te voeren voor het bepalen van het gravitatieveld voor de gehele aarde. Hierdoor kon worden aangetoond dat het mogelijk is om uit de door Aristoteles vergaarde GPS- en gradiometersignalen het aardse gravitatieveld met grote nauwkeurigheid en met hoge resolutie te modelleren. Ook zal het met een dergelijke missie moge lijk worden de mariene geoïde, die een representatie van het aardse zwaartekrachtveld boven zee is, en het gemiddelde zee-oppervlak, dat uit radarhoogtemetingen vanuit satellieten kan worden bepaald, te scheiden. Hierdoor kunnen de radarhoogtemetingen worden ge bruikt om allerlei grootschalige oceaanstromingen in detail te be palen. Het laatste deel van het proefschrift geeft een samenvatting van de onderzoeksresultaten en conclusies. Bovendien omvat dit deel een literatuuroverzicht en aanvullende achtergrondinformatie. Gesteld wordt dat reeds met bestaande satellietwaarnemingen zeer waardevolle resultaten kunnen worden behaald op het gebied van de baanberekening van satellieten, gravitatieveldmodellering en ocea nografie. Bovendien is door de beschreven simulatiestudies geveri fieerd dat met de ontwikkeling en toenemende toepassing van „satellite-to-satellite tracking" (GPS) de toekomstige implementatie van een GPS-ontvanger en gradiometer op Aristoteles (1997) en de lanceringen van de ERS-1 (1991) en TOPEX/Poseidon (1992), onze kennis en het begrip van de planeet aarde aanzienlijk zullen kunnen worden verbeterd en uitgebreid. (Naar de samenvatting in het proefschrift zeif) NGT GEODESIA 93 - 2 77

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1993 | | pagina 33