Vrije val-methode Keuze van meetlocaties DELFZIJL HARUNGEN DEN HELDER UMUIDEN HOEK VAN HOLLAND VLISSINGEN 1830 Fig. 2. Zeespiegelveranderingen in Nederland. extreem korte tijdsintervallen te meten, kan met behulp van de vrije val-methode momenteel dezelfde precisie worden behaald als bij relatieve zwaartekrachtmetingen: 10-8 - 10~9. De ontwikkeling van draagbare instrumen ten maakt het daarbij mogelijk de metingen op meerdere plaatsen uit te voeren. De vrije val-methode berust op de bewegingsvergelijking van een massa m die in vacuüm onder invloed van het zwaartekrachtsveld valt d2z m m m g(z) (1) dt Wanneer we veronderstellen dat langs het valtraject de zwaartekracht constant is (in feite is dit niet correct), leidt een dubbele integratie tot het verband tussen de hoogte z en de tijd t van een vallend lichaam: De integratieconstanten z0 en dz0/dt zijn respectievelijk positie en snelheid van het lichaam op het tijdstip t 0. Voor de bepaling van de zwaartekracht g en van z0 en dz0/dt zijn tenminste drie bijbehorende lengte- en tijd metingen nodig. Bij de momenteel gebruikelijke instru menten wordt een zeer groot aantal metingen uitgevoerd, zodat de onbekenden met behulp van een vereffening worden berekend. Om de relatieve fout niet groter te laten zijn dan 10-9, moeten bij een valhoogte van 0,2 m (valtijd 0,2 s) positie en tijd met een precisie van respectievelijk 0,2 nm en 0,1 ns worden bepaald. Dit stelt zeer hoge technische eisen, waaraan kan worden voldaan met behulp van inter- ferometrische lengtemeting en elektronische tijdmeting, waarbij de systematische fouten voldoende klein worden gehouden en de toevallige fouten door de uitvoering van een groot aantal metingen worden uitgemiddeld. Over de gehele wereld is slechts een tiental transpor tabele instrumenten operationeel. De instrumenten zijn van verschillend ontwerp en leveren de absolute zwaarte- krachtwaarde met een precisie van 0,010 tot 0,001 mgal (of beter) bij gemiddeld enkele duizenden metingen. De uitvoering van zeer precieze zwaartekrachtmetingen stelt niet alleen eisen aan het meetinstrument, maar ook aan de meetlocatie. Voordat een meting kan worden ge daan, dient een zorgvuldige beoordeling van de geo logische en geomorfologische omstandigheden plaats te vinden. Voor geslaagde metingen is het noodzakelijk dat de microseismische ruis en grondwaterfluctuaties zo ge ring mogelijk zijn en dat er binnen 50 km geen actieve breuksystemen aanwezig zijn. Tevens dient het mogelijk te zijn de getijden inclusief bewegingen door oceaan belasting te berekenen. Uiteraard mogen er in de nabije omgeving ook geen grote bouwactiviteiten of grote meren met wisselende waterstanden voorkomen. Het instrument moet in een afgesloten ruimte zonder windinvloed en bij constante temperatuur op stabiele ondergrond worden geplaatst, liefst onafhankelijk gefun deerd en niet dicht bij ander instrumentarium (mogelijk heid van elektromagnetische interferentie). Er moeten minstens drie excentrische punten worden aangebracht. Vanzelfsprekend moet de vastlegging zorgvuldig plaats vinden en de relatieve zwaartekrachtmetingen en de Aurich Westeijbork Bentheim Delft Fig. 3. Gekozen punten voor meting van de absolute zwaartekracht. waterpassingen tussen deze punten moeten van hoge kwaliteit zijn. De punten dienen bij voorkeur te worden gekoppeld aan de nationale netten voor controle van de horizontale en verticale positie en de zwaartekracht. Dat betekent dat het beheer van de punten over lange tijd gegarandeerd moet zijn en dat de punten goed toeganke lijk moeten zijn. 52 NGT GEODESIA 93 - 2

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1993 | | pagina 8