V fc" A B V1 Rekening houdend met bovengenoemde aspecten zijn in 1991 de volgende punten geselecteerd voor absolute zwaartekrachtmetingen in Nederland (fig. 3): Radiosterrenwacht Westerbork; Satellietobservatorium Kootwijk; Geodesiegebouw TU Delft. Alle drie punten bevinden zich binnen gebouwen, op een betonnen vloer of pijler, die is gefundeerd op pleistocene zandlagen. De onderlinge afstand van de punten be draagt ongeveer 100 km. valcuum supcrvccr referentii prisma ♦- prisma in meevallende kamer He-Ne laser V nuldoorqanqs 1 HLlSn. I1 computer Ru-stsndaird l l Fig. 4. Principe van het JILAG-3 instrument. Meetinstrument JILAG-3 De metingen 1991 in Nederland werden uitgevoerd met één van de beste instrumenten ter wereld, de JILAG-3. In fig. 4 is een schematisch overzicht gegeven van het gebruikte instrument. Het systeem werd ontwikkeld door het Joint Institute of Laboratory Astrophysics (JILA) in Boulder, Colorado, USA. Het gebruikte JILAG-3 instru ment werd van het Institut für Erdmessung van de Univer siteit van Hannover gehuurd. Het instrument bestaat uit een basisgedeelte met twee buizen en een apart computergedeelte en is in feite een waarneming - 5...10 runs -1500...3000 vallen; duur 1 ...2 dagen run - 6 sets -10 subsets; duur ca. 70 minuten rood 1 rood 1 blauw subset - 30 vallen; duur ca. 6 minuten interferometer: een laserstraal wordt in tweeën gesplitst, waarna beide bundels elk door een hoekprisma worden gereflecteerd en weer gecombineerd. Dit levert een inter ferentiepatroon. De verandering hierin is dan een maat voor de relatieve beweging van beide prisma's. Eén prisma is de vallende proefmassa, het andere dient als referentie (fig. 4). De valhoogte van 0,2 m correspondeert met een valtijd van 0,2 s. Per val worden 200 tijdmetingen uitgevoerd met een zeer speciale fotodetector, die de nuldoor gangen van het bewegende interferentiepatroon telt. Geïntegreerd over het valtraject zijn er in totaal ongeveer 800 000 nuldoorgangen in 0,2 s! De fotodetector moet daar telkens de 4000e nuldoorgang van kunnen onderscheiden. Dat gebeurt door vergelijking van de resulterende pulstrein met de pulstrein die door een atoomstandaard wordt gegenereerd. In het instrument SBS ACC Zwaartekracht S(DRP) S(SBS) 1 30 981250674,8 202,2 36,9 3 30 981250668,2 176,9 32,3 5 30 981250681,8 188,6 34,4 7 30 981250632,3 139,5 25,5 9 30 981250641,3 215,7 39,4 gemiddelde 981250659,7 SBS ACC Zwaartekracht S(DRP) S(SBS) 2 30 981250599,3 127,0 23,2 4 30 981250608,1 238,0 43,4 6 30 981250629,5 128,4 23,4 8 30 981250595,0 227,8 41,6 10 30 981250591,2 197,6 36,1 gemiddelde 981250604,6 lasercorrectie 27,5 total mean 981250632,1 /- (egai) 10,9 s (single drop) 188,9 (pgal) LasFr correctie 6,2 AirPr correctie -2,7 PoIMo correctie: -3,8 FloRe correctie 0,0 Centrering 261,4 Gecorrigeerd gemiddelde: 981250893,2 (pgai) Geaccepteerde val 300 Fig. 5. Run-, set- en subsetverdeling. NGT GEODESIA 93 - 2 Fig. 6. Run-analyse. zijn als lengtereferentie een gestabiliseerde Helium/ Neon-laser met een frequentiestabiliteit van 10"10 - 10"12 en voor de tijdmeting een Rubidium-atoomstan- daard met een frequentiestabiliteit van 10"10 of beter, toegepast. Tijdens de val is het vallende prisma vrij van grondtrillin- gen, maar het referentieprisma niet. De microseismische ruis wordt gedempt door het referentieprisma op te hangen aan een mechanische veer van ongeveer 0,3 m lengte, een zogenaamde superveer, die correspondeert met de gewenste trillingstijd, afgeleid uit de ruiskarak- teristiek (een „normale" veer zou een lengte van 200 - 900 m hebben). De luchtdruk in de valkamer bedraagt 10"4 Pa, dat wil 53

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1993 | | pagina 9