Produktieproces blind digitaliseren
Interactief vectoriseren met CADCore/Tracer™
\C5
element) geen hulp van de programmatuur te verwach
ten. Hooguit kan het rasterbeeld enigszins worden op
gepoetst met behulp van functies als „speckle" (het
verwijderen van vlekken).
Omdat tijdens het digitaliseren zowel de snapfunctie als
de squaringsfunctie zijn gecodeerd, worden tijdens de
conversie de gewenste relaties gemaakt, dan wel ge
handhaafd. Na de conversie is er dan ook een digitale
kaart aangemaakt, waarin deze relaties perfect zijn ge
realiseerd. In de digitale kaart zijn de coderingen zelf
echter niet meer aanwezig.
Fig. 3. Hoekafwerking herstelt vervorming ten gevolge van scannen
en vectoriseren.
Werkelijk interactief vectoriseren betekent dat de pro
grammatuur het vectoriseerwerk voor zijn rekening
neemt, terwijl de operator alleen helpt op die punten waar
het systeem niet in staat is zelf een gegarandeerd goede
beslissing te nemen. Op deze wijze is het in principe
mogelijk om volledig foutloos te vectoriseren. Het sys
teem doet het werk en de operator stuurt bij.
Evenals ,,heads-up" digitaliseren geeft interactief vectori
seren meteen een in lagen en kleuren (geclassificeerd)
opgebouwd vectorbestand.
Batch vectoriseren is een buitenbeentje. Het programma
zet op basis van een aantal in te stellen parameters de
„rasterlijnen" volledig automatisch om in vectoren. De
eenvoudigste manier van batch vectorisatie is dat alle
lijnen op één laag in één kleur komen. In principe zijn
echter verschillende lijndikten te herkennen. Teksther
kenning is zeer moeilijk te realiseren. Alleen indien tekst
soort en -oriëntering bekend zijn, is herkenning met
sommige programmatuur mogelijk.
De geometrische precisie van batch vectorisatie wordt
steeds beter, echter het bestand dat wordt opgebouwd, is
altijd maar beperkt geclassificeerd. Extra nabewerking
voor het classificeren van het lijnenbeeld blijft dus nodig.
Ook correctie van de geometrie zal nooit volledig achter
wege kunnen blijven.
De eerste stap bij het digitaliseren is het vastleggen van
transformatiepunten en het uitvoeren van de transforma
tie. Hierdoor worden de gedigitaliseerde (detail)punten
direct vastgelegd in het gewenste coördinatenstelsel.
Tijdens het digitaliseren kan de operator naast het kiezen
van een classificatie ook nog een aantal functies actief
zetten, zoals „snappen" (perfect aansluiten op een reeds
gedigitaliseerde lijn), „squaren" (rechthoekig maken) en
het op één lijn plaatsen van gebouwen. Deze functies
komen als code in het (niet-grafische) bestand met coör
dinaten. Nadat het digitaliseren klaar is, wordt dit bestand
geconverteerd naar een kartografisch bestand.
NGT GEODESIA 93 - 3
Invloed van het scanproces
Bij elke kopieerslag gaat informatie verloren. Bij het
scannen is dit niet anders. De kwaliteit van het eind
resultaat wordt dan ook in eerste instantie bepaald door
de conversie van het analoge origineel naar een (zwart
wit) rasterbestand.
Het proces kan optimaal op het gewenste eindresultaat
worden afgestemd door een goede instelling van het
contrast (drempelwaarde) en door de juiste keuze van
scanresolutie in relatie met de lijndikten en lijnafstanden
die in de tekening voorkomen.
De kwaliteit van het resultaat wordt ook bepaald door de
hoeveelheid informatie die in de tekening voorkomt. Een
topografische kaart van bijvoorbeeld schaal 1 25 000
bevat zoveel informatie, dat na het scannen in zwart-wit
nog maar moeilijk is te zien wat de lijnen voorstellen. Ook
arceringen en vlakvullingen hebben een negatieve in
vloed op de herkenbaarheid van de rastertekening.
Naast de eigenschappen van het scanproces die het
resultaat beïnvloeden, is bij batch of interactief vecto
riseren sprake van vertekening door het gebruikte vecto-
risatie-algoritme. Het meest gangbare algoritme is het
skeletteren ofwel pellen. Hierbij wordt de vectorisatie
uitgevoerd door de rasterlijn steeds te ontdoen van de
punten aan de buitenkant, totdat slechts een lijn van één
pixel dikte overblijft. Hierdoor worden echter hoeken
afgeschuind en T-splitsingen in een Y-vorm getrokken.
Omdat het algoritme erg snel werkt, wordt de vertekening
voor lief genomen en via aanvullende programma's ge
corrigeerd [1],
CADCore/Tracer™ is eigenlijk geen zelfstandig CAD-
pakket, maar een optionele module van het Hybride CAD-
pakket CADCore/Hybrid. Het CAD-pakket wordt hybride
genoemd, omdat het in staat is om CAD-bewerkingen uit
te voeren op zowel raster- als vectorbestanden. De tracer
module is het programma dat in staat is zelf „raster
lijnen" te volgen (traceren) en zo vectoren te maken.
1000 x 1016 X 711.2
Fig. 4. Rasterbeeld samen met het vectorresultaat.
115
Fig. 2. Gebruik van generalisatie voor het rechttrekken van een
L
lijn.