Bijhouding houdt nooit op!
toen nog 50%, en later 40% van de zogenaamde norm-
GBK(N). In fig. 3 worden de oude en nieuwe kostenver
deling geïllustreerd.
Ogenschijnlijk zullen de gemeenten net zoals het Kadas
ter minder betalen. Dit is valse schijn, omdat de nieuwe
kostenverdeling geldt voor de zogenaamde nuts-GBK.
Deze bevat voor alle gemeentelijke toepassingen bij wijze
van spreken nog minder informatie dan de norm-GBK.
verdeling
oud:
norm-GBKN
nieuw:
nuts-GBK
gemeenten
25%
20%
Kadaster
VROM
20%
30%
20%
0%
nutssectoren
(gas, water,
elektra, PTT)
25%
60%
Fig. 3. Kostenverdeling.
Gemeenten zullen derhalve extra kosten moeten maken
om het produkt op te waarderen.
De historisch gegroeide situatie en de hiervoor bespro
ken betekenis van de landelijke afspraken impliceren dat
het niet ondenkbaar is dat individuele gemeenten of nuts
bedrijven niet zullen meedoen. Daarvoor zijn de volgende
afspraken gemaakt.
Indien een gemeente niet meedoet, draaien het Kadaster
en de nutsbedrijven op voor respectievelijk 25 en 75%.
Anders ligt het indien één nutssector (gas öf elektriciteit
óf water öf PTT Telecom) niet meedoet. Dan dienen de
overige nutssectoren hiervoor op te draaien. Over de
precieze besteding van de 10 miljoen gulden dient de
stichting zich nog te beraden.
Naast de drie (categorieën) grootgebruikers zijn er nog
twee andere categorieën gebruikers: structurele en inci
dentele. De eerste zouden ook informatie rechtstreeks
kunnen afnemen van gemeenten of als een regionaal
samenwerkingsverband actief is voor het desbetreffende
gebied kunnen toetreden tot het landelijke en/of het
regionale samenwerkingsverband. De incidentele gebrui
kers komen niet in aanmerking voor eventuele toetreding.
Zij kunnen informatie afnemen van gemeenten of van de
regionale samenwerkingsverbanden.
Over het kostenaspect is tot slot van belang, dat afge
sproken is dat de uitvoeringskosten op marktconforme
basis tot stand zullen komen.
Een kaart vervaardigen is haar bijhouden. Het vervaar
digen staat voor een eenmalige (meerjaren)activiteit,
maar de bijhouding is een continu proces. Gegevens ver
anderen voortdurend. Wie met een eenmaal gemaakte
kaart wil blijven werken, dient deze bij te houden, en doet
daar ook verstandig aan ter vermijding van kapitaalver
nietiging. Gemiddeld genomen bedragen de jaarlijkse
bijhoudingskosten ongeveer 8% van de vervaardigings-
kosten. In stedelijke mutatiegevoelige) gebieden ligt
dit hoger.
NGT GEODESIA 93 - 4
Omdat bijhouding een continu proces is, vereist dit goe
de organisatie-afspraken over eindverantwoordelijkheid,
verdeling van kosten en mutatiesignalering. Voor de bij
houding geldt vanzelfsprekend de verantwoordelijkheids
verdeling volgens het duale bestel. Er is ook geen reden
om een andere lastenverdeling te hanteren voor de
bijhoudingskosten dan voor de kosten van vervaardiging;
dus daarvoor geldt dezelfde verdeling. Voorts zijn af
spraken over mutatiesignalering van belang, omdat zij
een voorwaarde zijn voor een continue bijhouding. Be
zien we welke informatie op de kaart is opgenomen, dan
gaat het veelal om informatie waar de gemeente op
enigerlei wijze bij betrokken is. Idealiter is mutatiesignale
ring een gezamenlijke activiteit van de veroorzaker(s) van
de mutatie (bron) en de topografiebeheerder. Binnen het
duale bestel valt de rol van veroorzaker van de mutatie en
topografiebeheerder de ene keer vrijwel samen met de
gemeente, de andere keer gaat het om de gemeente en
het regionale samenwerkingsverband c.q. het Kadaster
als uitvoerende instantie. In het eerste geval is het een
kwestie van organisatorische afspraken binnen de ge
meente, waarover geen landelijke afspraken zijn ge
maakt. Alleen het resultaat telt. In het tweede geval
zouden landelijke afspraken misschien voor de hand
hebben gelegen, maar toch is dat niet gebeurd. Ook hier
is gekozen voor het resultaat. Dit betekent dat van geval
tot geval afspraken moeten worden gemaakt met ge
meenten over de melding van mutaties; ook met die
gemeenten, die in de samenwerkingsverbanden parti
ciperen.
Eenduidige inhoud is noodzaak
Het belang van standaardisatie is evident. Toch biedt de
landelijke raamovereenkomst geen soelaas. Daarin staan
slechts als basis voor de kostenverdeling twee minimum-
produktspecificatiesde (uitgeklede versies van) de kaar
ten uit Noord-Brabant en Noord-Holland. Verder staat er
in te lezen dat partijen zullen trachten vóór 1 december
1992 overeenstemming te bereiken over standaardisatie.
Welnu, die datum is inmiddels gepasseerd, en daadwer
kelijke overeenstemming over de te hanteren standaardi
satie ontbreekt nog steeds. Dank zij de werkzaamheden
van de werkgroep-Blom (genoemd naar de toenmalig
voorzitter van de werkgroep) is ondanks het ontbreken
van deze overeenstemming de landelijke raamovereen
komst tot stand gekomen. Aanvankelijk leek het er
namelijk op dat belanghebbenden als gevolg van onbe
kendheid met eikaars wensen op dit onderdeel in het
geheel niet tot overeenstemming zouden kunnen komen.
De verdienste van de werkgroep-Blom is, dat het wan
trouwen over en weer is weggenomen. De tijd bleek
echter te kort om daadwerkelijk tot overeenstemming te
komen. Daarom zal op basis van het eindrapport van de
werkgroep onder verantwoordelijkheid van het landelijke
samenwerkingsverband de draad opnieuw worden opge
pakt. Hierbij spelen drie documenten een rol:
,,GBK-Telecom";
zogenaamde nuts-GBK;
GFO geometrisch.
Hopelijk zal de werkgroep onder het landelijke samen
werkingsverband snel resultaten weten te boeken. Het
wachten daarop is niet alleen afhankelijk van de belang
rijke uitkomsten van de RAVI-Commissie Topografische
Basisbestanden (CTB), die ook fungeert als de subcom
missie van het Nederlands Normalisatie Instituut (NNI).
De CTB bestrijkt slechts een deel van de problematiek.
163