Recht van aanwas en afslag
Inleiding
165
door mr. ing. A. J. Polderman, werkzaam bij het Kadaster te Alkmaar.
SUMMARY
Right of accretion and erosion
The most obvious way to become owner of a piece of land is by buying it. However, in delta areas wind
and water may chop off a piece of land (erosion) while moving it towards another parcel of which it becomes
part (accretion). The revised Dutch civil code treats the subject of accretion and erosion much more
satisfactory than its predecessor. The author leads us to the most important clauses.
In tegenstelling tot de zeer ingenieuze regeling van aan
was en afslag in het Nieuw Burgerlijk Wetboek (verder te
noemen het NBW) was in het oude Burgerlijk Wetboek
(verder te noemen het BW) deze materie niet alleen onbe
vredigend, maar deels ook niet geregeld en gaf derhalve
aanleiding tot de nodige rechtsonzekerheid.
Met name op de vraag bij welke wateren aanwas en af
slag van invloed zouden kunnen zijn op de eigendoms
begrenzing, gaf het BW niet altijd een duidelijk antwoord.
Het NBW dient nu deze onduidelijkheid weg te nemen en
aldus aan het beginsel van aanwas en afslag de nodige
rechtszekerheid te geven.
Twee motieven lagen eraan ten grondslag om één en
ander ten aanzien van de aanwas- en de afslagregel uit
voerig in het NBW te regelen. Een eerste motief, dat
zowel voor aanwas als afslag van betekenis is, houdt in
dat zonder deze regels grote onzekerheid zou ontstaan
over het verloop van de grens van percelen land die van
ouds de facto aan een perceel water liggen. Het zou veel
onderzoek en een ver teruggaan in het verleden kunnen
betekenen om aan te tonen dat de oeverlijn vroeger ge
heel anders heeft gelopen dan nu. Met andere woorden:
met betrekking tot de eigendomsgrenzen zou grote on
zekerheid kunnen ontstaan indien deze niet zouden
samenvallen met de oeverlijn van het water.
In de praktijk heeft men dit probleem vaak opgelost door
het afsluiten van zogenaamde delimitatiecontracten tus
sen de eigenaren van het water en het aanliggende land,
waarbij de grens tussen water en land werd gefixeerd. Dit
geldt met name voor het Deltagebied en de zeekusten
van Groningen en Friesland.
Hoofdargument in genoemde gebieden was dat het recht
van aanwas daar zijn praktische betekenis had verloren,
gezien het feit dat de kosten die landaanwinning met zich
meebracht, in het algemeen niet meer op te brengen
waren voor particulieren. Voorts geldt voor de aanwas-
regel het motief dat het onaanvaardbaar zou zijn dat de
eigenaar van een oeverperceel, die een bepaald ge
bruiksrecht heeft op het water grenzend aan zijn perceel,
dit recht niet meer zou kunnen uitoefenen omdat door
aanwas zijn perceel niet meer aan het water grenst.
Voor de afslagregel geldt verder het motief, speciaal voor
openbare wateren, dat het niet kan worden toegestaan
dat de eigenaar van het ondergelopen perceel, dat dus
een deel van de bedding is geworden, ten nadele van de
openbare bestemming van het water zijn eigendoms
rechten uitoefent.
Gezien bovenstaande motieven is de in het NBW opge
nomen aanwas- en afslagregel uitgebreid tot ieder water
waaraan land grenst, onverschillig of het stromend,
stilstaand, al dan niet van nature gevormd, openbaar of
niet-openbaar is. Uitzondering hierop zijn eigendoms
grenzen die niet langs het water, maar langs een vaste
lijn in het water lopen. Dit laatste zal vaak het geval zijn
bij sloten en niet-bevaarbare stromende wateren. Een
verdere uitzondering hierop doet zich voor indien het
water en het aanliggende perceel qua eigendom in één
hand zijn.
Zag het BW de eigendomsovergang door aanwas of
afslag nog als toepassing van de natrekkingsregel, het
Aanwas en afslag komen voorat voor bij mean
derende wateren. In de meeste gevallen vindt
het aanwasproces overigens geleidelijker
plaats dan het afslagproces.
NGT GEODESIA 93 - 4