passing. Heeft wel grensvaststelling plaatsgevonden, dan blijft de eigenaar van de overspoelde strook grond, conform de artikelen 31 en 32, eigenaar. Het gebruik van deze overspoelde strook zal echter voor hem in zoverre beperkt zijn, dat hij geen handelingen mag verrichten die gevaar zouden kunnen opleveren voor het verkeer op dit water. Hij zal dus het gebruik van de overspoelde strook door het publiek overeenkomstig de bestemming dienen te dulden. Omgekeerd kan zich het geval voordoen dat het water zich terugtrekt en er sprake zal zijn van aanwas. Nu kan de eigenaar van het aan de aanwas grenzende perceel vorderen van de eigenaar van de aanwas dat hem één of meer erfdienstbaarheden worden verleend om zijn be voegdheden ten aanzien van het water te kunnen blijven uitoefenen. Weigert de eigenaar van de aanwas erf dienstbaarheden te verlenen, dan kan men zich tot de rechter wenden; door inschrijving van diens vonnis ont staan dan de erfdienstbaarheden. Onverlet blijft uiteraard dat de eigendom van de door aanwas ontstane strook kan worden overgedragen aan de oorspronkelijke oever eigenaar. Hetgeen hiervoor is beschreven ingeval van verplaatsing van de oeverlijn na vastlegging hiervan, geldt ook voor de verplaatsing van de oeverlijn tussen de inschrijving van de vordering en de vastlegging van de grens door de in schrijving van het vonnis zoals bedoeld in artikel 32. Artikel 34 beschrijft wat onder het begrip oeverlijn moet worden verstaan. De hoofdregel hierbij is dat de normale waterstand de oeverlijn bepaalt. Voor wateren waarbij het waterpeil periodiek wisselt, bij eb en vloed of wateren met zomer- en winterpeil, geldt de normale hoogwaterstand als de oeverlijn. De overstroming van uiterwaarden, een vertrouwd beeld in het rivierenland. Verder wordt in dit artikel aangegeven dat grond, be groeid met andere dan gewoonlijk in het water levende planten, gerekend wordt te behoren tot de landzijde van de oeverlijn, ook al wordt die grond bij hoogwater over stroomd. Een bekend voorbeeld van een dergelijke soort gronden zijn de uiterwaarden. Overigens is alvorens de definitieve tekst van dit artikel werd geformuleerd, veel discussie, zowel in de Raad van State als in de Com missie voor Justitie in de Tweede Kamer, geweest of bepaalde planten (bijvoorbeeld zeekraal) nu wel of niet gewoonlijk in het water leven. Uiteindelijk hakte de Minis ter van Justitie de knoop door, door te stellen dat ingeval van twijfel aan de rechter, die zich dan ongetwijfeld zal doen bijstaan door deskundigen op botanisch gebied, de beslissing moest worden overgelaten. Artikel 35 geeft nadere regelingen ingeval van verplaat sing van de duinen. Een aan het strand grenzend duin zal met name aan de zeezijde veelal een wisselende grens hebben. Breiden de duinen zich door overstuiving uit in de richting van het strand en worden zij daarmee één geheel, dan verlegt de grens zich richting zee. Verbreedt het strand zich daarentegen door afslag van de duinen, dan verplaatst de grens zich ten gunste van de eigenaar van het strand, i.e. de Staat als eigenaar van het strand. Dit beginsel van een wisselende grens bij verplaatsing van het duin geldt alleen voor de grens tussen duin en strand en dus niet voor de andere zijde van het duin, dit laatste in tegenstelling tot het BW (artikel 650). Bij deze regeling van de grens tussen strand en duin is een groot publiek belang betrokken, namelijk dat het strand in zijn volle breedte eigendom is van de Staat en dat stukken strand niet door particulieren kunnen worden afgesloten voor bijvoorbeeld recreatieve doeleinden; daarbij dient te worden aangetekend dat publiekrechtelijke beperkingen hen veelal zullen beperken c.q. verhinderen bepaalde activiteiten te ontplooien. Groot voordeel van deze rege ling is dat de grens van het strand uiterlijk goed waar neembaar blijft. Uiteraard heeft dit artikel alleen betekenis voor die duinen die niet in eigendom behoren aan de Staat, maar aan provincies, gemeenten, waterschappen en particulieren. In dit artikel wordt verder ook geen onderscheid gemaakt tussen duinaanwas en duinafslag door natuurlijke oor zaken of door kunstmatige handelingen. In verband met de mogelijkheid dat door menselijk ingrijpen een belang rijke wijziging in de grens tussen strand en duin wordt aangebracht, is in dit artikel de mogelijkheid opgenomen tot grensvastlegging te komen op dezelfde wijze als tussen land en water, zoals geregeld in de artikelen 30 t.m. 32. Een regeling tot herstel in de oude toestand na een na tuurlijke of kunstmatige grenswijziging tussen duin en strand werd echter om waterstaatkundige redenen niet aanvaardbaar geacht. Tot slot van de artikelsgewijze behandeling komt in artikel 36 één van de uitzonderingen op artikel 29 aan de orde. Dit artikel spreekt het vermoeden uit dat, wanneer een afscheiding tussen twee erven wordt gevormd door onder andere een sloot, een niet-bevaarbaar stromend water of een andere watergang, de grens tussen die erven door het midden van een dergelijke afscheiding loopt. Hoewel het BW een dergelijke regeling niet kende, is het voor diegenen die in de kadastrale praktijk werken, niet alleen geen onbekend fenomeen, maar ook een feno meen dat regelmatig aanleiding geeft tot veel problemen tussen aanliggende eigenaren. Het wettelijk vermoeden kan worden weerlegd door aan te tonen dat de grens niet in het midden, maar elders door de genoemde wateren loopt. Dit laatste kan een gevolg zijn van plaatsgehad hebbende aanwas of afslag. 168 NGT GEODESIA 93 - 4

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1993 | | pagina 16