Bodemdaling Overgangsrecht Het NBW is per 1 januari 1992 ingevoerd. Dit wil echter niet zeggen dat per die datum al het oude recht ineens niet meer van kracht zou zijn. Invoering van nieuwe wet geving vraagt dan ook naast onmiddellijke invoering tevens een zekere overgangsperiode voor bepaalde onderdelen van het nieuwe recht. Dit is met name van belang bij termijnen in het algemeen, verjarings- en ver valtermijnen. Dit overgangsrecht is geregeld in de Overgangswet NBW (verder te noemen Ow), bevattende bijna 200 artikelen (overigens is dit aantal inclusief de reeds eerder inge voerde boeken 1 en 2 en het nog in te voeren boek 7). De bepalingen omtrent aanwas en afslag in de Ow zijn vrij duidelijk en weinig talrijk. De artikelen 30 t.m. 33 en 36 zijn onmiddellijk per 1 januari 1992 in werking getreden (zie artikel 68a Ow). De artikelen 29 en 34 treden pas in werking per 1 januari 1995 (zie artikel 157 Ow). In de periode tot die datum kunnen via vastlegging per akte (artikel 31) of via een rechterlijke uitspraak (artikel 32) maatregelen worden getroffen ter bescherming van verkregen rechten. Verder kunnen vóór 1 januari 1992 gesloten delimitatie- contracten alsnog worden erkend, en om werking tegen over derden te verkrijgen, zullen zij binnen drie jaar na inwerkingtreding van het NBW in de openbare registers moeten worden ingeschreven (zie artikel 78 Ow). Artikel 158 Ow bepaalt dat artikel 35 niet van toepassing is op uitbreiding van een duin (aan de landzijde) door overstuiving door de wind vóór 1 januari 1992. Hier blijft artikel 650 BW nog een vijftal jaren vanaf 1 januari 1992 gelden. Dit artikel zegt namelijk dat de eigenaar van het duin tevens eigenaar wordt van de grond die door het duin is overstoven, tenzij de afscheiding die er voor de overstuiving was, zichtbaar blijft of dat binnen vijf jaar na de overstuiving de oorspronkelijke grens door een hek, palen, stenen e.d. wordt aangegeven. Tenslotte Men zou zich kunnen afvragen waaraan een recht als het onderhavige dat toch veel aan betekenis heeft verloren, een dusdanige, in vergelijk tot het BW, uitvoerige rege ling in het NBW heeft verdiend. Deze betekenis is vooral verloren gegaan, doordat de Staat, die vrijwel alle wate ren in eigendom heeft waar het recht van aanwas en afslag relevant was, met de oevereigenaren delimitatie- contracten heeft afgesloten. Ook de vaste Commissie voor Justitie uit de Tweede Kamer vroeg zich destijds bij Ook de Nederlandse duinen zijn voortdurend in beweging door over stuiving, aanwas en afslag. de behandeling van het ontwerp-NBW reeds af of de problemen zo groot waren, dat de materie van aanwas en afslag wel een wettelijke aanpak van een dergelijke om vang rechtvaardigde. Men vond dat de aandacht te eenzijdig werd gelegd bij de problemen die zouden kunnen rijzen tussen land- en watereigenaren en vergeten werd dat bij landeigenaren onderling soortgelijke problemen zich kunnen voordoen. De regeringscommissaris, die onder meer het ontwerp in genoemde commissie verdedigde, vond echter, gezien de problemen die zich voordeden door de gebrekkige regelingen in het BW, een uitvoerige regeling in het NBW onvermijdelijk. Een tweede argument dat hij aanvoerde, en dat zal de landmeters onder de lezers zeer aan spreken, was dat de inmiddels verworven techniek op het gebied van de landmeetkunde zo ver was vooruitgegaan, dat de mogelijkheid bestond hetzij via delimitatiecontrac- ten, hetzij via de rechter, grenzen nauwkeurig konden worden vastgelegd. Verder zal de regeling over de aanwas en afslag in het NBW met zich meebrengen dat het recht op toekomstige aanwas voor oevereigenaren praktisch verloren zal gaan, omdat de eigenaar van het water eventueel via de rechter vastlegging van de grens kan vorderen. Literatuur 1. Nieuwenhuis, J. H., e.a., NBW, tekst en commentaar. 2. Asser-Beekhuis II, 1990. 3. Oud Burgerlijk Wetboek. 4. Pitlo, Zakenrecht, deel II. 5. Ketelaar, F. C. J., Oude Zakelijke Rechten. ,,Als geoloog ben ik niet onder de indruk van een verandering van het systeem ten gevolge van gas winning. De Waddenzee is voortdurend in beweging. De afgelopen 250 miljoen jaren is de bodem met enke le kilometers gedaald. Op een kaart uit 1730 kun je zien dat Schiermonnikoog toen boven Friesland lag, terwijl het eiland zich nu ten noorden van Groningen bevindt. Dus bekeken op de zeer lange termijn lijkt een extra bodemdaling niet zo'n ramp. Maar voor de bioloog, die zich op korte termijn bekommert om het vogelbestand, ligt dat heel anders". (Uit: interview met dr. P. L. de Boer, UHD bij de afdeling Sedimentoiogie van de vakgroep Geo logie van de faculteit Aardwetenschappen, in het Utrechts Universiteitsblad, 11 februari 1993) NGT GEODESIA 93 - 4 169

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1993 | | pagina 17