de bevordering van het overzicht over het geodetisch onderzoek. Voor hemzelf zal dat zeker gelden, maar het gevolg is wel, dat in zijn eigen woorden onderzoek op de terreinen van de toepassingen hier buiten beschouwing blijft, zelfs al wordt zulk onderzoek uitgevoerd door geodeten en binnen overwegend als geodetisch aan te merken instellingen of bedrijven". Zoals reeds werd opgemerkt, houdt hij zich daar op p. 49 zelf niet aan, nu hij hier als zwaartepunt van het geodetisch onderzoek in de praktijk wel degelijk het opzetten, in schakelen en bijhouden van ruimtelijke informatiesystemen ver meldt, terwijl het daarbij toch in de eerste plaats om toepassings gericht onderzoek gaat. De kern van het probleem ligt uiteraard in de beperkte omschrijving van het vakgebied. Uitgangspunt hierbij moet zijn zo zegt hij op p. 5 de primaire opdracht die de geodesie heeft: het leveren van geometrische informatie voor een veelheid van toepassingen binnen een aantal afzetgebieden. De cursiveringen zijn in dit geval van de schrijver zelf. Nu kan ik mij er op zichzelf wel in vinden, dat de geo metrische informatieverschaffing bij de begripsomschrijving van geodesie wordt vooropgesteld. Zelf heb ik samen met Aardoom in 1973 in het Turfschip van Breda een nieuw studieprogramma voor de geodetisch ingenieur gepresenteerd en wel onder de titel „Onder wijs en onderzoek in parageodetische vakken"1) als tweede hoofd lijn van de studie naast de mathematisch-technische. Het geodetisch georiënteerde recht werd daarbij nog als een afzonderlijke sublijn naast de planologisch-administratieve geodesie vermeld. Zelf heb ik dan ook nooit van juridische geodesie, doch alleen van geodetisch recht willen spreken2). Dit neemt niet weg dat de betreffende sectie van Vakgroep B nu officieel heet Planologische en Juridische Geo desie3). Hoe dat zij, noch de naam noch de historische ontwikkeling van het begrip geodesie geven aanleiding tot een louter geometrische op vatting ervan. Letterlijk betekent geodesie eerder verdeling van de aarde dan meting en historisch gezien gingen recht en landmeet kunde daarbij steeds hand in hand. Vanaf de vroegste tijden betrof het een geodetisch-juridische vaststelling van grenzen en opper vlakten met het oog op belastingheffing, stadsontwikkeling en ande re bestuurlijke doeleinden. De tweede hoofdlijn van de geodesie naast de mathematisch-fysische is dus niet van vandaag of gisteren, noch wat de informatievoorziening noch wat de planning noch wat het recht betreft. De vastgoedgeodesie als geheel is werkelijk zo oud en misschien zelfs ouder dan de weg naar Rome4). Beperking van afzetgebieden en taken Uit de door schrijver gekozen beperkte opvatting van het begrip geodesie vloeit als vanzelf ook een beperking van de aan dit vak toe gedachte afzetgebieden en taken voort. De drie juridische hoofd taken van de geodesie die ik in mijn diesrede van f986 heb gefor muleerd5), komen in de beschouwingen van prof. Aardoom absoluut niet tot hun recht. Het betreft: bevordering van de rechtszekerheid door middel van een meet kundige vastlegging (dus niet alleen maar informatie) van pri vaatrechtelijke, bestuursrechtelijke, staatsrechtelijke en volken rechtelijke grenzen van delen van het aardoppervlak (taak van de mathematisch-fysische geodesie); verkaveling in de zin van een geodetisch-juridische verdeling van het aardoppervlak in verband met land- en stadsinrichting en aanleg van infrastructuur (taak van de planologische geodesie); 1) Nederlands Geodetisch Tijdschrift, f973, p. 4f e.v. Zie ook de bijdrage van L. Aardoom, „Hoofdlijnen van het nieuwe studie programma". NGT 1973, p. 23 e.v. 2) Zie bijv. mijn beschouwingen over de ontwikkelingen in de geodetisch-juridische wetgeving in „Voortdurend in beweging". Lustrumboek Snellius 1980- 1985, p. 135 e.v. 3) In een epiloog bij het artikel Kadasterwet en rechtspolitiek in Lustrumboek Snellius 1985 - 1990 „Een halve eeuw in de goede richting" gaf ik op deze benaming een kritisch commentaar. Intussen bleek mij uit een kerst- en nieuwjaarskaart, dat de andere sectie van Vakgroep B zich heeft omgedoopt tot Geo- informatie (Vastgoedinformatie en Kartografie/Fotogrammetrie en Remote Sensing). Blijkbaar heeft de door Aardoom op p. 24 voorziene integratie van de werkeenheid van prof. dr. ir. G. H. Ligterink met de Sectie Mathematische Geodesie en Puntsbe- paling zich in 1992 nog niet voltrokken. 4) Zie over kadasters en landmeetkunde in de oudheid ook mijn beschouwing in de samen met prof. Rummel gehouden diës- rede „Zwaartekracht en rechtskracht: grenzen van de geo desie". Delft, 10 januari 1986, p. 18 e.v. met daar aangehaalde literatuur. 5) De juridische taak van de geodesie, a.w. p. 13 e.v. informatievoorziening ten behoeve van het rechtsverkeer en het openbaar bestuur inzake onroerend goed (taak van de vastgoed informatie en kartografie of, zo men wil, geo-informatie). De geodesie is dus niet alleen maar zoals Aardoom op p. 5 zegt .naast meetkundig beschrijvend, ook ondersteunend en dienst verlenend, mede aan andere wetenschapsdisciplines". Nee, zij is primair dienstbaar aan juridische en andere maatschappelijke doel einden. Dit bepaalt tevens de afzetgebieden die dan ook door de auteur veel te beperkt worden omschreven, waar hij slechts spreekt over: bepaling van de vorm en natuurlijke indeling van de aarde; inrichting en ontginning van de aarde; plaatsbepaling op en rond de aarde. Onder het tweede liggende streepje moet dus de hele vastgoed geodesie in de zin van informatievoorziening en planning van de rechts- en feitelijke toestand van onroerend goed, alsmede de meet kundige vastlegging van alle soorten rechtsgrenzen worden samen gevat. Dat kan natuurlijk nooit, want „inrichting en ontginning" zijn veel beperktere begrippen, hoe ruim Aardoom deze op p. 6 ook wil uitleggen in de zin van: administratieve indeling van de aarde; aanbrengen en instandhouden van technische voorzieningen; exploitatie van natuurlijke hulpbronnen. Al deze zaken vinden trouwens in een juridisch-bestuurlijk kader plaats, gepaard gaande met veranderingen in de rechts- en feitelijke toestand van onroerend goed, waar nu juist de vastgoedgeodesie in zo sterke mate bij betrokken is. Aardoom plaatst met zijn beperkte visie de geodesie op een smal spoor, waar zij noch wetenschappelijk noch maatschappelijk thuis hoort. Zonder vastgoedgeodesie en de daarin besloten liggende band met het recht heeft de geodetische ingenieursopleiding in ons kleine land geen reden van bestaan, laat staan een zelfstandige Faculteit der Geodesie. Onvolledige weergave onderzoekszwaartepunten Bij de beschrijving van het onderzoek van de Faculteit der Geodesie van de TU Delft op p. 24 kon Aardoom uiteraard niet geheel heen om het onderzoek dat in vakgroep B (Toegepaste en Planologische Geodesie) plaatsvindt. Hij weet de „schade" echter te beperken door bij de geodetische onderzoekszwaartepunten op de faculteit, naast de puntsbepaling in een dynamische omgeving en de detail structuur van het aardse zwaartekrachtsveld, alleen de vastgoed informatiesystemen te noemen. Nu gun ik vanzelfsprekend mijn oud-collega Bogaerts en de zijnen graag alle eer die hun al dan niet toekomt, maar kloppen doet het natuurlijk niet. Raadpleging van de opeenvolgende ontwikkelingsplannen en jaarverslagen had Aardoom kunnen leren, dat er sinds jaar en dag bij de vakgroep een voorwaardelijk financieringsproject bestaat onder de benaming „Beleidsinstrumentarium onroerend goed", waarin beide secties van de vakgroep (Vastgoedinformatie en Kartografie, respectievelijk Planologische en Juridische Geodesie) samenwerken. In de tijd dat het nog alleen een juridisch onderzoeksproject was, heeft het zich zelfs uitgebreid tot het bestuursrecht als geheel en als zodanig ook aanleiding gegeven tot een lidmaatschap van de Koninklijke Aka- demie (1979) en een eredoctoraat (1990). Waarmee dus maar gezegd wil zijn, dat het in fundamenteel opzicht niet onderdoet voor de puntsbepaling en het zwaartekrachtsveld. Ook nu het een gezamenlijk project is van de beide secties, vormt het nog steeds een belangrijk zwaartepunt van geodetisch onder zoek. Het spitst zich daarbij blijkens de jaarverslagen toe op een gecoördineerde ontwikkeling van informatievoorziening, wet geving, planning en financiering op de terreinen van vastgoedinfor matie, landinrichting, stadsinrichting, landelijk en stedelijk beheer, agrarisch en stedelijk grondverkeer, grondgebruik en onroerend- goedbelasting. Geheel conform het begrippensysteem dat destijds in een preadvies over de coördinatie van wetgeving voor de Neder landse Juristen Vereniging is ontwikkeld (1973) en waar zelfs Aardoom bij zijn beschrijving van de afzetgebieden van de geodesie op p. 6 niet omheen bleek te kunnen. Ontbrekende aandachtsgebieden van onderzoek Zoals gezegd vormt het opzetten, inschakelen en bijhouden van ruimtelijke informatiesystemen in het rapport het enige aandachts gebied van geodetisch onderzoek, dat mede de vastgoedgeodesie betreft. Niet genoemd worden dus het ontwikkelen van ruimtelijke plannings-, wetgevings- en financieringssystemen, hoewel deze in niet mindere mate binnen deze vorm van geodesie aandacht ver dienen en ook krijgen. NGT GEODESIA 93 - 4 175

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1993 | | pagina 23