Geometrie in Geografische Informatie Systemen, door prof. dr. ir. M. Molenaar; Digitaliseren te velde, door ir. J. H. Loedeman; Toepassingen van GPS in GIS, door ir. M. E. E. Haagmans. De studiemiddag werd geopend door de voorzitter van de Stichting Nederlands Genootschap voor Geodesie, ir. S. Stellingwerff Bein- tema, en gesloten door ir. G. J. Nieuwenhuis, voorzitter van de Fede ratie voor Aardobservatie en Geo Informatie. Bij de opening van de studiemiddag werd door ir. S. Stellingwerff Beintema onder andere naar voren gebracht dat men hier te maken heeft met drie volwaardige onderwerpen. Ten eerste de Geogra fische Informatie Systemen (GIS), die men nu als volwassen kan beschouwen. Ten tweede de remote sensing die, hoewel het zich nog gedeeltelijk in de research fase bevindt, zeer zeker toch een eigen status heeft. En last but not least het Global Positioning System (GPS), dat ten gevolge van een bijna volledige configuratie als operationeel kan worden beschouwd en waardoor het in belang rijke mate ondersteunend kan zijn aan GIS c.q. remote sensing. Voor de verklaringen hiervan gaf hij echter graag het woord aan de andere sprekers. Als eerste gaf ir. P. G. Sluiter, geodetisch en hydrografisch advi seur, een inleiding over ,,De status van GPS als meetsysteem". In de presentatie werden de ontwikkeling van het GPS-systeem en de huidige situatie van het systeem besproken. Hierbij werd ingegaan op de configuratie van de satellieten en de soort satellieten, waarbij een onderscheid werd aangebracht in de 10 block I satellieten die in de testfase werden gebruikt en waarvan er nu nog vier in gebruik zijn, en de huidige 18 block II satellieten die met nog zes lanceringen in het vooruitzicht een bijna volledige configuratie vormen. In de tussentijd zal nog gebruik worden gemaakt van de vier overgebleven block I satellieten. Tevens kwam het verschil tussen de militaire en de civiele ge bruikers naar voren. Normale civiele gebruikers hebben alleen de beschikking over de zogenaamde Standard Positioning Service (SPS), waarbij de fout in de horizontale positie met een waarschijn lijkheid van 95% binnen de 100 meter ligt. De militaire nauwkeurig heid staat bekend onder de naam Precise Positioning Service (PPS). Om een lagere nauwkeurigheid voor de civiele gebruiker te bewerk stelligen, zijn er met opzet enkele beperkingen ingevoerd: SPS heeft alleen de beschikking over de zogenaamde C/A-code; doordat de C/A-code maar op één frequentie wordt uitgezonden, wordt het corrigeren voor de signaalvertraging in de ionosfeer bemoeilijkt; er zijn opzettelijke fouten aangebracht in de satellietposities bij de SPS; variabele klokfouten worden geïntroduceerd in de vertrektijd van de radiosignalen bij de SPS. De twee laatste foutenbronnen staan bekend onder de naam Selec tive Availability (SA). Om de ruimtelijke positie te bepalen, zouden in principe de afstanden naar drie satellieten voldoende zijn, maar voor het synchroniseren van de klok in de ontvanger is een vierde satelliet noodzakelijk. Ook zijn de differentiële en relatieve GPS-meet- methoden behandeld. Bij de differentiële GPS (DGPS) kunnen in het algemeen de relatieve posities tussen stations op afstanden tot 500 km, binnen de nauwkeurigheid van vijf meter worden bepaald. Dit gebeurt door het gelijktijdig inmeten van twee of meer stations, waar van er één in coördinaten bekend is. Doordat de stations niet te ver van elkaar zijn verwijderd, zullen de fouten op de stations geen grote verschillen vertonen. Door nu de correcties, die berekend zijn op het bekende station, via een radiolink door te geven aan het in coör dinaten onbekende station, zal de gebruiker in bijna real-time de gecorrigeerde positie kunnen berekenen. Bij deze correcties worden de volgende effecten geëlimineerd: fout in de satellietpositie ten gevolge van de SA; fout ten gevolge van de refractie, zowel van de ionosfeer als van de troposfeer; klokfouten. In plaats van het bepalen van de looptijd uit de aankomsttijd van de pulsen, zoals in de bovenstaande meetmethoden wordt gedaan, kan de looptijd ook worden bepaald uit de fase van de draaggolf van het ontvangen signaal. Hierdoor wordt de resolutie sterk verbeterd, namelijk van het meter-niveau voor de puls tot het millimeter-niveau voor de fasemetingen. Bij de fasemetingen spreekt men in het alge meen van relatieve GPS. Bij het gebruik van fasemetingen zijn diverse (sub)meetmethoden mogelijk, zoals onder andere de kinematische meetmethode. De ver schillende aspecten van het GPS-meetsysteem kunnen als volgt in een tabel worden samengevat. gebruiker code 95% PPS militair P-code 15 m SPS civiel C/A-code 100 m DGPS militair/civiel P C/A-code 5 m Rel. GPS militair/civiel fase 10-6 ppm Na deze uiteenzetting ging Sluiter in op de GPS-metingen in de toe komst, waarbij onder andere ook de toepassingen van de GPS- metingen, bijvoorbeeld ten behoeve van een GIS, werden behan deld. Hierbij kwam naar voren dat ook in Nederland de komende jaren steeds meer gebruik zal worden gemaakt van GPS. Als voor beeld werd genoemd dat de Rijksdriehoeksmeting haar werkzaam heden vrijwel volledig met GPS uitvoert. De voordelen van GPS werden door Sluiter gezien in de vele toe passingen, waarbij het veldwerk eenvoudig kan worden aangeleerd. Ten tweede dat GPS onder alle weersomstandigheden kan worden gebruikt en ten derde dat een onderlinge zichtbaarheid tussen de punten niet meer nodig is. Als nadeel werd genoemd dat het signaal van de satelliet naar de ontvanger niet mag worden onderbroken. Hierdoor zijn bijvoorbeeld metingen in tunnels onmogelijk, maar ook het doen van GPS-metingen in steden en bossen levert grote pro blemen op. Het betoog van ir. P. G. Sluiter werd afgesloten door een opmerking over een voorgenomen huwelijk van de zoon „GPS" met de dochter „GIS", waarbij hij als vader van de bruidegom graag het woord gaf aan de vader van de bruid. De tweede spreker, prof. dr. ir. M. Molenaar, hoogleraar in de theorie van de Geografische Informatie Systemen en de Remote Sensing aan de Landbouwuniversiteit Wageningen, opende zijn verhaal Geometrie in Geografische Informatie Systemen" met de opmerking dat GIS wel als bruid kon worden gezien, maar dat ze meer interesses had dan alleen een GPS-partner. In zijn presentatie kwam naar voren dat in de geografische informatiesystemen ge gevens worden opgeslagen en verwerkt, die zowel thematische als geometrische informatie bevatten. Bij het gebruik van deze gege vens is vaak de thematische invalshoek primair. De analyse wordt dan ook gestuurd door een thematische vraagstelling; de geo metrische analyse is daarvan een afgeleide. De keuze hoe geometrie in een GIS moet worden weergegeven, hangt af van de aard van de thematische gegevens en van de wijze waarop deze worden gebruikt. Voor de koppeling tussen thematiek en geometrie zijn twee hoofdvormen mogelijk. Bij de eerste vorm worden de terreinkenmerken in de vorm van attributen beschreven, tevens worden aan de terreinposities attribuutwaarden (hoogte, zwaartekracht, vervuiling, enz.) toegekend. Bij de tweede vorm worden in het terrein objecten geïdentificeerd, waaraan thematische en geometrische kenmerken worden vastgelegd. positie attribuutwaarden Het gebruik van GPS en de gewenste geometrische nauwkeurigheid binnen een GIS zijn afhankelijk van de gekozen hoofdvorm. Vandaar dat Molenaar beide vormen uitgebreider behandelde. Allereerst de attribuutwaarde als functie van de positie. Bij de „field approach" zal de karteerder tijdens het veldwerk, op basis van de te bemonsteren attributen en op basis van de aanwezige kennis van de samenhang tussen de attribuutwaarden en terreinvormen, een onregelmatige puntverdeling kiezen. Aangezien het bij de field approach vaak niet mogelijk is een landmeetkundige grondslag te plannen en in te meten, is het bepalen van de posities van de veldpunten op deze manier geen reële optie. Hier kan GPS een uitkomst bieden. De ge wenste nauwkeurigheid is bij bodemkundige of vegetatiekartering één a twee meter, bij kartering van bodemvervuiling is de nauw keurigheid echter hoger, namelijk in de orde van een decimeter. Als de kartering met behulp van remote sensing-technieken of ge scande luchtfoto's wordt uitgevoerd, ontstaat een regelmatig grid van waarnemingsposities. GPS is nu bruikbaar voor de registratie van de remote sensing-beelden. Dit kan gebeuren door de inpassing van de beelden op paspunten, of door de positie van het projectie centrum vast te leggen. De nauwkeurigheidseisen liggen nu tussen de 0,5 en 5 meter voor de inpassing van luchtopnamen, en op de 10 meter of meer voor satelliet-opnamen. NGT GEODESIA 93 - 4 183

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1993 | | pagina 31