GPS kan ook een rol spelen bij de koppeling van veldgegevens aan de beeldgegevens als men de interpretatie-resultaten in het veld wil controleren. Ingeval een kartering is gebaseerd op terreinobjecten, is de geometrische beschrijving van deze objecten voor veel gebrui kers pas in tweede instantie relevant. Zo bevatten veel gegevens bestanden die betrekking hebben op locatiegebonden objecten, geen geometrische of locatiegegevens. De topologische relaties tussen de objecten is voor de analyse van de terreinsituatie van een veel groter belang. Bij een goede gegevensdefinitie is de topo logische relatie op objectniveau af te leiden uit de relaties tussen de geometrische elementen onderling en de relaties tussen deze ele menten en de objecten. thematische gegevens object geometrische gegevens De rol van GPS bij deze vorm van GIS betreft vooral de positiebepa ling. Bij het verzamelen van gegevens gaat het vooral om de levering van grondslagpunten van waaruit de detailmeting kan geschieden. Dit verdient vooral de voorkeur als het meetgebied ver van be staande grondslagpunten verwijderd ligt. De positienauwkeurigheid moet binnen de nauwkeurigheid van de topografische kaart blijven, dat wil zeggen tussen de 0,5 en 5 meter. GPS-apparatuur is een voudig te bedienen en ingewikkelde landmeetkundige meetconstruc- ties kunnen worden vermeden. Dit is vooral van belang voor karteer- ders zonder landmeetkundige achtergrond. Detailmetingen met GPS blijven in verband met het horizon-effect beperkt tot landelijke gebie den. Tot slot benadrukte Molenaar dat niet iedere geometrische eis leidt tot de vraag om een hoge positienauwkeurigheid. De derde spreker was ir. J. H. Loedeman, universitair docent in de Landmeetkunde en Fotogrammetrie aan de Landbouwuniversiteit Wageningen. Hij behandelde het Digitaliseren te velde", waarbij vooral de eerste kennismaking met GPS in de onderwijspraktijk naar voren kwam. Loedeman begon zijn verhaal met een praktijkvoorbeeld om duidelijk te maken hoe in Wageningen wordt gedacht over de relatie tussen karteren en GIS-gebruik, en de toepassingsmogelijkheden die GPS daarbij te bieden heeft. Dit kwam voor het eerst naar voren bij een reëel vraagstuk van de gemeentewaterleidingen Amsterdam om met behulp van GIS een verband te leggen tussen de grondwaterstand en de plantengroei in laag gelegen duinvalleien. De terrestrische kartering van maaiveldligging en peilbuizen werd uitgevoerd in het kader van het practicum landmeetkunde. Tijdens een demonstratie van GPS kwamen de toepassingsmogelijkheden duidelijk naar voren, namelijk: de opstelpunten kunnen met GPS simpel en betrouwbaar in een gemeenschappelijk referentiesysteem worden geplaatst; hetzelfde geldt ook voor de paspunten waarmee de fotogram- metrische vegetatiekartering aan het terrestrisch gekarteerde terreinoppervlak wordt gekoppeld; een globale topografische kartering komt met GPS neer op het aflopen van paadjes met een ontvanger. Deze bezigheden (terrestrische detailkartering, aansluiting van de tailmetingen, fotogrammetrische overzichtskartering en de koppe ling met de terrestrische kartering) worden traditioneel tot het domein van de geodesie gerekend. Het doel (vegetatiekartering) heeft echter weinig met de geodesie te maken. Daarmee kwam Loedeman op de vraag waar de grens ligt tussen GIS en de tradi tionele geodesie. Bij een GIS-bestand is het van belang dat objecten thematisch en geometrisch adequaat worden beschreven. De kwali teit van de positie is uit te drukken in termen van precisie en betrouw baarheid. Volgens Loedeman is het gewenst van tevoren vast te stellen of de beoogde positionele precisie haalbaar is met de voorge nomen meettechniek en de beoogde geometrische constructie. Hij acht het van belang dat de „Delftse" rekenmethoden bij GIS- georiënteerde karteringen een ingang vinden. Om dit te illustreren, ging hij in op de moeilijkheden van karteren zonder GPS tijdens het geïntegreerde veldpracticum van vier vak groepen in Andalusië (Spanje). De studenten besteden daar een groot deel van de tijd aan veldinventarisaties en karteringen. Het lag in de bedoeling alle gegevens van de verschillende vakgroepen in een gemeenschappelijke gegevensbank op te slaan ten einde ruimtelijke analyses te kunnen uitvoeren met behulp van een GIS. 184 De afgelopen twee jaar is het niet zover gekomen. Enerzijds doordat de vakgroepen de gegevens op sterk verschillende aggregatie niveaus (landschappelijke eenheid, bedrijfsniveau en perceels niveau) inwonnen en anderzijds doordat de inwinning plaatsvond met een eigen geometrische basis, uiteenlopend van een losse luchtfoto tot een fotogrammetrische kaart. De enige gemeenschap pelijke basis is de topkaart 1 50 000, die voor veel toepassingen niet voldoende gedetailleerd en nauwkeurig genoeg is. Dit kwam vooral naar voren bij het bepalen van paspunten uit deze kaart, die voor een fotogrammetrische blokvereffening werden gebruikt. De resultaten hiervan waren onbevredigend. Met GPS zouden de paspunten nauwkeuriger kunnen worden bepaald. De studenten van de vakgroep Landmeetkunde moesten drie karteeropdrachten uitvoeren. Al deze opdrachten mislukten geheel of gedeeltelijk door tijdgebrek en onervarenheid van de studenten. Zo was bij het opmeten van een geul de meetkundige constructie van tevoren op precisie en betrouwbaarheid doorgerekend en werd er met zelfregistrerende tachymeters gewerkt, maar na afloop bleek dat het op zich deugdelijke net van 3D-grondslagpunten niet verbonden was met de opstelpunten langs de geul. Loedeman denkt dat met GPS veel van deze ellende bespaard had kunnen blijven .of je laat dit werk verrichten door een groep Delftse geodesie studenten (aut.)]. Bij de andere detailkarteringen werden soortgelijke moeilijkheden ondervonden. Geconcludeerd werd dat binnen de randvoorwaarden van het practicum het opmeten van een dergelijke, ruimtelijk ge compliceerde situatie niet haalbaar is met een traditionele landmeet kundige aanpak. De vakgroep wenste een produktievere meet techniek met een eenvoudig meetproces. Bovendien zouden posities van de opgenomen terreinpunten direct in één 3D-coördinatenstelset moeten worden vastgelegd, wat te vergelijken is met het digitaliseren vanaf een kaart. Met GPS is dit mogelijk en men spreekt dan als het ware van „digitaliseren te velde". De vakgroep heeft, na een prijs/prestatie-onderzoek, besloten ge bruik te maken van differentiële GPS. Met twee gehuurde ont vangers en ondersteuning van Geodelta werden bij het practicum in Spanje in 1992 GPS-metingen verricht. Hoewel er moeilijkheden waren met het interne geheugen van één van de ontvangers, is het meetprogramma naar tevredenheid uitgevoerd. Uit de tweede fase vereffening van de grondslagmeting bleek het vermoeden waar te zijn dat de gebruikte topkaart ongeschikt was als bron voor het bepalen van de paspunten voor de fotogrammetrische overzichts kartering. Met GPS zijn deze paspunten voortaan terrestrisch te bepalen. Naast de statische grondslagmetingen is er tevens kinematisch gemeten. Deze metingen bleken binnen de gestelde nauwkeurigheid te voldoen, maar wat Loedeman belangrijker vond, was de eenvoud en de vrijheid van het kinematisch meten met GPS. Het is alsof je werkt met een 1 1 digitizer. 7 e Enthousiast sloot Loedeman zijn verhaal af. Het terrestrisch meten met GPS is boven verwachting eenvoudig en heeft een verbluffende geometrische precisie. Daarbij is de kans op bedieningsfouten kleiner dan bij tachymetrie, zeker met ongeoefende „landmeters". Als de verwerkingsprogrammatuur van kinematische detailmetingen net zo gebruikersvriendelijk wordt als het meten, kan GPS een meet techniek voor „alleman" zijn. NGT GEODESIA 93 - 4

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1993 | | pagina 32