(M)GPS systeem
Na een korte introductie van de werkzaamheden van VIGIS door
Kuiper, gaf prof. Teunissen van de Faculteit der Geodesie van de
TU Delft een uitstekend overzicht van het GPS-systeem, de (onmo
gelijkheden in het gebruik van het systeem, de mogelijke fouten
bronnen en de verwerkingsmethoden voor GPS-waarnemingen. Hij
gaf duidelijk aan dat differentiële GPS noodzakelijk is voor alle toe
passingen in de landmeetkunde en in de navigatie voor zover hoge
nauwkeurigheden zijn vereist. Hij maakte zich verder sterk voor een
goede geodetische infrastructuur. Deze infrastructuur bestaat uit
referentiestelsels (van wereldwijd tot regionaal) die momenteel
worden opgezet (EUREF, NEREF, het kernpuntennet van de Rijks
driehoeksmeting) of bestaan (RD, NAP) en in de toekomst moeten
worden onderhouden. Zogenaamde actieve grondslagstations re
kent Teunissen ook tot de geodetische infrastructuur. Voor de
gebruiker van GPS moet het in de toekomst altijd mogelijk zijn de
resultaten van de GPS-metingen (gegeven in WGS-84) te represen
teren in de nationale referentiestelsels (o.a. RD, NAP). De geodesie
heeft hierbij tot taak de geodetische infrastructuur op te zetten voor
mogelijke toepassingen in de navigatie, landmeetkunde en GIS.
Hierna volgde een inleiding van Spradley van GPS Technologies
Corporation (het bedrijf dat MGPS heeft ontwikkeld), die in het kort
de principes van de Multi-base GPS behandelde en de resultaten
van enige proefnemingen liet zien. De resultaten van de proef
nemingen waren onduidelijk, aangezien op elke figuur een schaal-
balk ontbrak.
Resultaten praktijkproeven
Vervolgens kwamen enkele gebruikers aan het woord, te weten
Hammer van het Energiebedrijf Groningen Drenthe (EGD), Leblanc
van Electrabel (een Belgische electriciteitsproducent en energie
distributiebedrijf) en commissaris Zevenbergen van het politiekorps
Haaglanden ('s-Gravenhage).
Tijdens de praktijkproeven waren permanent drie referentiestations
in gebruik. De proeven in Nederland maakten gebruik van stations
in Groningen, Kootwijk en Den Haag. Voor de Belgische proeven
waren referentiestations in Kootwijk, Den Haag en Brussel beschik
baar.
De proef bij het EGD (opname van topografische elementen) gaf als
resultaat een standaardafwijking van 29 cm voor het verschil tussen
RD-coördinaten en MGPS-coördinaten (112 punten). Het EGD zag
vooral toepassingen voor het MGPS-concept in buitengebieden waar
weinig topografie voorhanden is.
Leblanc gaf het beste overzicht van de te verwachten resultaten van
het MGPS-systeem. Zijn ervaringen stemden in grote mate overeen
met de door Hammer gepresenteerde resultaten. Ook in de Belgi
sche proef was het resultaat op decimeterniveau. Duidelijk bleek dat
metingen in de stad met (M)GPS erg moeilijk zijn.
De resultaten van de proef bij de Haagse politie (real-time volgen van
surveillancewagens) kwamen nauwelijks ter sprake. Verder dan de
opmerking dat GPS in principe werkt, kwam Zevenbergen niet, aan
gezien zijn voordracht verder geheel op de politie-organisatie be
trekking had. Duidelijk was wel dat de toepassing van GPS zonder
digitale kaart en/of gegist bestek-sensoren niet zinvol is en dat de
communicatie tussen meldkamer, gebruiker en referentiestation de
achilleshiel van het systeem is. Het bleek dat de politie geïnteres
seerd is in GPS, maar voorlopig niet tot de aanschaf ervan zal
overgaan.
Na deze voordrachten ging Van Velzen van VIGIS in op de imple
mentatie en kosten van het gebruik van het MGPS-systeem. Voor het
toepassen van MGPS moet de gebruiker zelf beschikken over een
GPS-ontvanger, maar VIGIS zegt elk type ontvanger te ondersteu
nen. Voor landmeetkundige toepassingen zegt men precisies van
20 - 250 cm te kunnen halen.
Conclusies
Een belangrijk probleem bij de toepassing van (M)GPS blijft voorals
nog de goede aansluiting, op de nationale referentiesystemen. De
MGPS-referentiestations liggen ver uit elkaar (100 - 200 km) en daar
door kan de lokale aansluiting aan bijvoorbeeld het RD-stelsel pro
blemen geven. Bovendien kunnen door de lange basislijnen „rapid-
static"-methoden niet zonder meer worden toegepast (rapid-static is
een GPS-meetmethode waar men met opsteltijden van enkele minu
ten per punt op centimeterniveau de relatieve ligging van punten kan
bepalen). Het lijkt echter dat het MGPS-concept goede diensten kan
bewijzen voor toepassingen waar precisies in het decimeterbereik
zijn gewenst.
Martin Salzmann
RAYONBIJEENKOMST NOORD-HOLLAND
De bijeenkomst had als titel ,,De twee ogen van het FRANK-project".
Het doel was inzicht te geven in de werkwijze van FRANK, de huidige
status van het onderzoek en de twee toepassingen die FRANK
(momenteel) kent. Gastheer was de sector Landmeten Vastgoed
informatie van de gemeente Amsterdam. Er waren ongeveer dertig
personen aanwezig.
De eerste spreker, sectorhoofd Jan de Boer, schetste het ontstaan
van FRANK. In 1990 ging Geeris Holding met het Kadaster en de
gemeenten Amsterdam en Rotterdam een samenwerkingsverband
aan, dat FRANK Data werd gedoopt. Het doel was om te onderzoe
ken of vervaardiging en bijhouding van grootschalige topografie
mogelijk was met behulp van fish-eye foto's. Daartoe werden expe
rimenten opgezet en uitgevoerd om de bruikbaarheid te testen, als
mede om inzicht te krijgen in technische en bedrijfsmatige aspecten
(zoals de kosten).
Bart Beers, projectleider van FRANK Data, gaf vervolgens een in
houdelijke en technische uiteenzetting van FRANK. De gegevens-
inwinning gebeurt door met een auto door een straat te rijden en om
de ongeveer twintig meter een fish-eye foto te maken. Aan de hand
van bekende punten in RD-coördinaten (meestal hoeken van gebou
wen) kunnen de foto's worden ontschrankt en relatief en absoluut
georiënteerd. Op die foto's kunnen daarna naar behoefte gegevens
worden gemeten, punten worden bepaald en gecodeerd, enz.
De techniek voor de uitwerking van de fish-eye foto's was aanvanke
lijk analoog. Dit bleek zeer tijdrovend te zijn; bovendien had men er
kostbare en moeilijk te verkrijgen apparatuur voor nodig. Zo bleek al
gauw na de start van FRANK Data dat een bepaald onderdeel
minstens jaar fabricagetijd kende; de oorspronkelijke planning
(die ook jaar bedroeg) was daarmee direct achterhaald, wat een
behoorlijke domper op het aanvangsenthousiasme betekende!
4T"
Drie panoramabeelden, gericht op een geselecteerd object.
Tegenwoordig worden de foto's digitaai uitgewerkt; ze worden afge
tast, achter een beeldscherm worden in elke foto paspunten bepaald
en de uitwerking vindt verder per computer plaats. De foto's worden
digitaal opgeslagen. Dat betekent een opslagprobleem: één foto
(met een hoge resolutie) omvat 88 Mb aan gegevens! Een DAT-
recorder bleek technisch en financieel uitkomst te bieden: op een
DAT-cassette kan 8 Gigabyte; er kunnen dus ruim 90 foto's op, maar
bewerkelijk blijft het wel. Momenteel werkt het hele systeem met
krachtige standaard-PC's, waardoor de inzetbaarheid van het
systeem breed zal zijn.
Na de aanvankelijke vertraging waren eind 1991 de technische expe
rimenten afgerond. In juli 1992 was de vergelijking van „meten met
FRANK" en conventionele meetmethoden gereed: FRANK is „con
currerend", met name voor stedelijke gebieden. Begin 1993 zal een
proefproduktie op grote schaal in enkele steden plaatsvinden.
Als derde inleider presenteerde Michiel Jellema, informatiemanager
Grafisch Vastgoed bij de gemeente Amsterdam, de toepassing van
FRANK als beeldraadpleegsysteem. Dit systeem is min of meer toe
vallig ontstaan als een bijprodukt: de foto's waren toch al beschik
baar en er bestond een sterk vermoeden dat die wel voor meer doel
einden bruikbaar waren. Zo bleken in Amsterdam veel diensten zelf
foto's te maken, waaronder Bouw- en Woningdienst, Ruimtelijke
Ordening, brandweer en politie. FRANK-foto's zouden een toege
voegde, illustratieve waarde kunnen geven aan de administratieve
186
NGT GEODESIA 93 - 4