staten een high school diploma plus wat ervaring voldoende zijn om
het landmetersvak erkend uit te oefenen. Een aantal staten heeft
hogere eisen; meer dan een BSc wordt echter nergens vereist. In
veel gevallen voldoet men aan de eisen door een BSc .engineering"
te hebben met een aantal uren (soms niet meer dan twintig) les in
landmeten. Aangezien de „engineers" meer kunnen, en het land
meten erbij doen, staat het landmetersberoep nogal in de schaduw
van de „engineers". Dat laat onverlet dat er een redelijk bestaan
mee kan worden opgebouwd, volgens spreker.
(NB: het gaat hier over de erkende particuliere landmeter; dat er veel
geodeten in de USA zijn met een MSc of PhD werkzaam in over
heidsdienst of in het bedrijfsleven, staat hier buiten.)
John Dailey (USA) betoogde dat door het gebrek aan federale
interesse het voor de private landmeter onmogelijk is om in de
nabuurstaat te werken; men was daar eenvoudigweg niet toegelaten.
Verder ging hij in op de gevaren van het beroep; opdrachtgevers
vochten persoonlijke vetes nogal eens uit over de rug van de land
meter, die de grens niet goed zou hebben aangewezen. Het aantal
claims tegen de landmeter was groot, het aantal toegewezen claims
echter klein. Dat strekte spreker tot troost.
Curtis Summer (USA) vertelde hoe men probeert jongelui te interes
seren voor het landmetersvak. De manier waarop men dit deed, zie
ik de Stichting NGL nog niet doen: meetwedstrijden met mooie
prijzen op high schools, en medailles van verdiensten voor pad
vinders bij het voltooien van meetopdrachten.
Mario Jorge Sackmann (Argentinië) betoogde dat in Argentinië het
landmetersvak in hoog aanzien staat. De civiel-ingenieurs, die nogal
eens een landmeetklus erbij deden, waren eruit gemanoeuvreerd,
hetgeen mede te danken was aan een verlenging van de universi
taire geodetische opleiding van drie naar vijfjaar. Voorts was het van
oorsprong fiscale kadaster sinds het nieuwe Argentijnse Burgerlijk
Wetboek van 1968 omgevormd naar een kadaster voor de rechts
zekerheid, met daarmee samenhangende (hoge) eisen aan de parti
culiere landmeters.
James Crosfield (USA) maakte gewag van de zorg om voldoende
aanwas voor de geodesiestudie aan de universiteiten en legde uit
hoe men hiermee omging aan de California State University. Dat
was: veel contact houden met de alumni om op de hoogte te zijn van
de eisen uit de praktijk en de studenten uitzicht te bieden op gega
randeerde werkgelegenheid. (N.B. Een soortgelijk betoog stond re
cent in de NRC van prof. Bomhoff.)
Elizabeth Cannon (Canada) zette uiteen waarom men in Canada het
woord „surveying" overal had vervangen door „geomatics". De
moderne ontwikkelingen in het vak, de toepassing van informatica
en de uitdagende beroepsuitoefening werden met „geomatics"
beter uitgedragen. Bovendien moeten in Canada de opleidingen offi
cieel worden erkend (geaccrediteerd), hetgeen voor surveying maar
ten dele lukte. Accreditering op het hoogste niveau zou met de
naamsverandering reeds zijn toegezegd.
DeLoach (USA) en Haggren (Finland) gingen in op moderne foto-
grammetrische technieken in industriële processen. Het ging vooral
om fabricageprocessen die werden gestuurd met fotogrammetrisch
werkende video-camera's, dus continue fotogrammetrische opname
en controle.
Terrence Slonecker (USA) ging in op GPS-toepassingen op het
gebied van het milieu. De federale US Environment Protection
Agency had middels een Presidential Executive Order gedaan ge
kregen dat er bij de gegevensverzameling telkenmale een goede
relatie met de locatie aanwezig moest zijn. Het gebrek aan groot
schalige digitale kaarten werd goedgemaakt met GPS. Enkele prakti
sche voorbeelden werden getoond.
Hector Sanabria (Puerto Rico) meldde de stand van zaken met het
opzetten van een kadaster in Puerto Rico. Een goede kartografische
ondergrond was essentieel, daarom werd met voortvarendheid
gewerkt aan triangulatie en polygonering. Opdrachtnemer was de
US National Geodetic Survey. Aardig is te vernemen dat het kadas
ter in Puerto Rico min of meer het gevolg is van een actie van het
Institute of Surveyors of Puerto Rico richting nationale volksver
tegenwoordiging.
Linda Velez (Puerto Rico) ging voorts in op GIS in Puerto Rico. Zo
wel op de universiteiten als in overheidskringen won GIS aan toe
passingen, dit vooral met het oog op milieutoepassingen die voort
kwamen uit de aanwijzing van grote gedeelten van Puerto Rico als
VN-International network of the Biosphere. Er was zelfs een soort
KLIC, een kabel- en leidingeninformatiecentrum, dat net als de colle
ga's in Nederland adverteerde met „drie dagen van tevoren KLIC
bellen
Jorge Bon Rosas (Mexico) verhaalde hoe het stond met de vorde
ringen rondom het project om 50% van Mexico te kadastreren, in de
vorm van het project Program of certification of Ejido-rights and
titulation of urban lands. Ejido-rechten zijn rechten op een soort
boerderij. Om dit voor elkaar te krijgen, had men inmiddels 3300
mensen aangewezen voor officiële taken, van het beoordelen van
aanspraken tot het verrichten van metingen. Uiteindelijk zijn er
11 500 mensen voor aan het werk. Daarbij spelen lokale commissies
een grote rol in de beoordeling en toekenning van aanspraken (een
soort plaatselijke commissies).
Nancy von Meyer (USA) sprak over de standaardisering van ge
gevens als sleutelbegrip voor de toepassing van GIS. In Wisconsin
was men zo wijs om gezamenlijk een Wisconsin Land Information
Board op te richten (regeringsniveau), dat de ontwikkeling van LIS en
GIS moest bevorderen. Dit gebeurde in de praktijk niet door te
menen dat alles maar in één grote computer moest worden opgesla
gen, maar door een serie afspraken over gegevensstandaardisering,
gebaseerd op een gemeenschappelijke basiskaart. Deze serie af
spraken werd vervat in het Wisconsin Land Information Program,
goedgekeurd door de regering van Wisconsin.
Nancy Tosta (USA) sprak over de totstandkoming van de zoge
naamde National Spatial Data Infrastructure. Deze werd vorm ge
geven door de Federal Geographic Data Comittee, waaraan deze
dame door de US Geological Survey (haar werkgever) was uitge
leend. De bedoeling was ook om te gaan opereren als een soort
„clearinghouse" voor gegevens. Zij bekritiseerde de houding van de
meeste gegevensleveranciers (ook de overheden) die gegevens zien
als handelswaar en daardoor te veel financiële drempels opwerpen.
De beschikbare gegevens werden daardoor onvoldoende aange
wend voor het nut van de maatschappij in het algemeen.
Ian Williamson (Australië) sprak tenslotte over het opzetten van een
LIS in Bangkok, waar de belangrijkste overheids- en nutsorganisa-
ties de handen ineen hadden geslagen om de onnoemelijke proble
men van de grote stad aan te pakken. Men besloot dat de basis van
de oplossing lag in een goed informatiesysteem. Met behulp van de
Wereldbank en de Australische regering werd een voorbeeldproject
opgezet: met groot succes. LIS/GIS brengt aldus een betere kwaliteit
van het bestaan! In FIG-kringen wordt het LIS van Bangkok gezien
als een voorbeeld hoe landmeters kunnen bijdragen aan een beter
milieu, in dit geval in de grote stad. Basis van het Bangkok-LIS zijn
een informatiesysteem 1 10 000 voor strategische planning, een
bestand 1 1000 voor landadministratie en een bestand 1 1000 voor
ruimtelijke infrastructuur.
Het aardige van de FIG-symposia is, dat men er meestal in slaagt
een aangename mix samen te stellen van sprekers, waardoor er
enerzijds ruimte is voor de „gewone" praktiserende landmeter die
vertelt hoe hij in eigen land aan de kost komt, anderzijds voor
mensen die een leidende rol spelen in de geodetische wereld. Dat
was ook dit keer het geval.
ir. P. van der Molen
TU DELFT
De afstudeerscripties van de TU Delft, Faculteit der Geodesie,
zijn te leen bij de bibliotheek, Thijsseweg 112629 JA Delft. Tele
foon 015 - 78 25 60 Of 78 25 68.
R. E. van Ree
ABSOLUTE ZWAARTEKRACHT IN NEDERLAND
(Afstudeerdatum: 21-2-1992)
Dit jaar werd voor het eerst op een aantal punten in Nederland direct
de absolute waarde van de zwaartekracht gemeten. Deze scriptie
beschrijft achtereenvolgens de model-theoretische en de meet-
technische aspecten van absolute zwaartekracht, waarbij is toe
gewerkt naar de beschrijving van voorbereiding, uitvoering, ge
gevensverwerking en interpretatie van metingen. De centrale vraag
hierbij is of het mogelijk is om aan de hand van herhaalde absolute
metingen uitspraken te doen over regionale en lokale veranderingen
in de aardkorst en bewegingen van de zeespiegel.
Het voorzichtig bevestigende antwoord op deze vraag wordt onder-
188
NGT GEODESIA 93 - 4