treden. Hij werd opgevolgd in het Kabinet Heemskerk door mr. J. Heemskerk Azn., die aanbleef tot 3 novem ber 1877. Heemskerk verleende (uit onwetendheid? hij was net begonnen) in 1874 permissie om een landelijk waterpasnetwerk tot stand te brengen in plaats van toe stemming te geven voor het waterpassen van die ene, veel goedkopere lijn van Amsterdam naar het Duitse plaatsje Salzbergen, vlak over de grens bij Oldenzaal. Dit fenomeen zou zich in 1882, na de dood van Stamkart, herhalen. De Rijkscommissie stelde toen voor om in plaats van een ketting van driehoeken tussen Leiden en de grenzen van België en Duitsland, waaraan Stamkart gewerkt had, een nieuw net te meten, dat evenals bij de waterpassing het gehele land zou moeten bedekken. De minister die hierover ging, wilde daar niet aan, maar net als Cohen Stuart in 1874 had gedaan, werd weer een loopje genomen met een onwillige, zuinige minister. De Rijkscommissie benaderde tegelijk de minister èn de Tweede Kamer met haar verzoek. De benadering van de Tweede Kamer ging via een openbare brief. De Kamer steunde het verzoek van de Rijkscommissie en daardoor kon de minister er niet meer omheen. Op deze wijze verkreeg men de toestemming voor een geheel nieuwe landelijke driehoeksmeting. De waterpassing was begin 1874 in eerste instantie opge dragen aan Stamkart, maar: Evenwel, de graadmet/ngstriangulatie vorderde zijn beschikbare tijd en krachten, en zoo was het dat op zijn voorstel de bedoelde waterpassingen aan mij werden toe vertrouwd", aldus Cohen Stuart in zijn ,,Mededeeling omtrent de in 1875 en 1876 uitgevoerde Naauwkeurig- heidswaterpassing"Cohen Stuart was in 1864 benoemd tot de eerste hoogleraar-directeur van de dat jaar opge richte Polytechnische School. (Deze school kwam in de plaats van de Koninklijke Academie, later vloeide hier de TU Delft uit voort). Hij zou de gezichtsbepalende persoon van de 1e Nauwkeurigheidswaterpassing worden. Lewis Cohen Stuart werd geboren in Den Haag op 11 juli 1827, als zesde uit een gezin met negen kinderen. Hij groeide op in Eijkenduinen, waar de kinderen Stuart privé-onderwijs genoten, en hij was door vader James Cohen Stuart voorbestemd om ambtenaar in „de Oost" te worden. Als voorbereiding op deze ambtelijke loop baan in Indië moest Lewis stage lopen bij een bureau in comptabiliteitszaken. Het werk daar beviel hem niet, liever wilde hij net als twee van zijn oudere broers stude ren aan de Koninklijke Academie in Delft. Volgens Cohen Stuart sr. was zoon Lewis hiervoor niet technisch genoeg onderlegd en daarnaast was het hem al duur genoeg om de studie van de twee oudere zonen op de Academie te betalen. Door zelfstudie bereidde Lewis zich toch voor op het toelatingsexamen voor de Koninklijke Academie en slaagde met glans. Dit was in 1841. Hij was toen 14 jaar vroeger een vrij normale leeftijd om te gaan stude ren. Op 22-jarige leeftijd studeerde hij af in de civiele techniek. Hij kreeg een baan als privé-onderwijzer op de Academie. Daarnaast toog hij meerdere malen in de week naar de Leidse universiteit om zich te laten scholen in de wiskunde en de astronomie, hetgeen zijn warme belangstelling genoot. De astronomielessen te Leiden werden gedoceerd door de autodidactische prof. Kaiser. Cohen Stuart en Kaiser leerden elkaar hier kennen. Aan deze kennismaking hield Cohen Stuart in 1862 de op dracht over om Krayenhoff's net opnieuw te berekenen, omdat Kaiser toen zelf geen tijd had. Het hoofddoel van het plan was om in alle delen van Nederland een voldoend aantal nauwkeurig bepaalde hoogtemerken te verkrijgen. Dit moest het primaire net voor de hoogtemeting worden. Later zouden dan door secundaire waterpassingen de overige punten worden aangesloten. Om dit doel te bereiken, moest bij de vaststelling van het net de plaats van de merken zodanig worden gekozen, dat hun hoogte ten opzichte van het Amsterdams Peil met de grootste nauwkeurigheid kon worden bepaald. Verder moest de kans dat geplaatste peilmerken verloren zou den gaan, zo klein mogelijk worden gehouden. Indien mogelijk zouden de merken zo worden geplaatst, dat men vanuit het primaire net de hoogte van andere verken- merken gemakkelijk zou kunnen bepalen. Om hieraan te voldoen, besloot men tot het volgende: de waterpassingen zouden voornamelijk worden ge daan langs straatwegen, waar de waarnemingen be trouwbaarder zouden zijn doordat men een hardere ondergrond had en omdat daar beschutting werd ge boden tegen zon en wind; Waterpasploeg van ir. C. Lely (getooid met de witte hoed). NGT GEODESIA 93 - 5 214

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1993 | | pagina 10