gegevens in een bepaald gebied op datum A worden
vergeleken met de beschikbare geometrische gege
vens van hetzelfde gebied op datum B. De periode
tussen datum A en B komt overeen met de door de af
nemer gewenste leveringsfrequentie. De vergelijking
resulteert in een bestand met vervallen en nieuwe
objecten. Aan deze methode kleven de minste na
delen, ofschoon de inhoud van de LKI-gegevensbank
in gebieden waarvan mutaties moeten worden ge
leverd, tweemaal wordt opgeslagen.
Opslageenheden
De methode van vergelijken van geometrische gegevens
is verder uitgewerkt. Over de landelijke LKI-gegevens
bank is een stelsel van rechthoeken geprojecteerd, min of
meer op basis van de landelijke GBKN-indeling. Deze
rechthoeken, ook wel opslageenheden genoemd, zijn
qua afmetingen zoveel mogelijk gebaseerd op de infor
matiedichtheid van een gebied (fig. 1).
Mutaties worden opgespoord per opslageenheid. Ver
volgens kunnen, afhankelijk van de wensen van de klant,
selecties plaatsvinden. Op deze wijze kunnen bijvoor
beeld mutatiebestanden van eilandvormige gebieden
worden geleverd. Hierbij blijven de rechthoekige be
grenzingen van de opslageenheden herkenbaar, omdat
objecten die over meerdere opslageenheden lopen, wor
den „gedipt" (opgeknipt) op deze begrenzingen. De aan
duiding van een opslageenheid is gebaseerd op de X- en
Y-coördinaat in het RD-stelsel van het linkeronderpunt
van de rechthoek. Met een letter worden de afmetingen
van de rechthoek aangegeven. De volgende typen op
slageenheden worden onderscheiden:
afmetingen
identificatie
opslageenheden
(voorbeeld)
250 m x 500 m
A1705044025
500 m x 1000 m
B1710044050
1000 m x 2000 m
C1720044000
2000 m x 4000 m
D1700044100
4000 m x 8000 m
E17000_44300
8000 m x 16000 m
F1700043200
Het bijhouden van de LKI-gegevensbank gebeurt zoals
gezegd via het bewerken van uit de gegevensbank ge
selecteerde werkbestanden. Zodra na het bijhoudings-
proces de LKI-gegevensbank met het werkbestand wordt
gemuteerd, wordt door het systeem aangegeven welke
opslageenheden zijn geprojecteerd „onder" het werk
bestand. Indien hierbij opslageenheden zijn betrokken
waarvoor mutatiebestanden aan afnemers moeten wor
den geleverd, wordt de datum van de laatste bewerking
bij deze opslageenheden vastgelegd. Aldus kan worden
bepaald in welke opslageenheden over een bepaalde
periode wijzigingen in geometrische gegevens zijn aan
gebracht. Bij het genereren van mutatiebestanden wor
den slechts deze opslageenheden betrokken. Bovendien
worden opslageenheden waarvoor (nog) geen afnemers
zijn, altijd buiten beschouwing gelaten.
Startbestand
Voordat het Kadaster mutatiebestanden gaat leveren,
dient de afnemer te beschikken over dezelfde gegevens
van het gebied als het Kadaster. Dit is noodzakelijk indien
een afnemer aangeleverde mutaties op een geautoma
tiseerde wijze wil kunnen verwerken. Hiertoe wordt een
kopie van gegevens met betrekking tot het gebied waar
voor levering van mutatiebestanden gewenst is, aange
boden aan de klant. Dit zogenaamde startbestand dient
als uitgangspunt bij het opsporen van de mutaties in LKI
en voor de verwerking hiervan in het bestand van de
afnemer. Het Kadaster adviseert afnemers om dit start
bestand slechts te wijzigen via het mutatiebestand dat het
Kadaster aanlevert.
Een afnemer heeft de volgende mogelijkheden om de
mutatiebestanden te verwerken in het geleverde start
bestand
nieuwe objecten toevoegen en vervallen objecten
handmatig verwijderen uit het eigen bestand, bijvoor
beeld door te werken met verschillende kleuren. Deze
methode is uiteraard nogal omslachtig;
nieuwe objecten toevoegen en vervallen objecten ge
automatiseerd verwijderen door middel van vergelij
king van de coördinaten van de vervallen objecten uit
het mutatiebestand met de coördinaten van objecten
in het bij de afnemer aanwezige bestand. Hiervoor
dient men „tools" beschikbaar te hebben ten behoeve
van het flexibel opsporen van mutaties door middel
van het vergelijken van geometrische gegevens;
nieuwe objecten toevoegen en vervallen objecten
automatisch verwijderen door middel van een „key"
(sleutel) die voor ieder object in de bestanden bij de
afnemer overeenkomen met die in de bestanden bij
het Kadaster. Deze optie is op dit moment nog niet
beschikbaar en is momenteel moeilijk te realiseren.
De objecten die in de LKI-gegevensbank zijn afge
beeld, zijn namelijk niet uniek geïdentificeerd via een
object-aanduiding.
Unieke object-identificatie
Naar onze mening ligt bij de unieke object-aanduiding
een goede mogelijkheid om in de toekomst snel tot een
automatische verwerking van mutatiebestanden bij af
nemers van het Kadaster (en mutaties in omgekeerde
richting) te komen. Als object-identificatie kan bijvoor
beeld worden gedacht aan een nummer van de opslag
eenheid, gevolgd door een volgnummer per object per
thema (bebouwing, overige topografie en kadastrale in
formatie). Aldus zou óók topologische informatie (ver
wijzingen tussen lijnen, verwijzigingen tussen uniek ge-
identificeerde knooppunten en lijnen) onderdeel kunnen
uitmaken van de mutatielevering. Geconstateerd is dat
hieraan behoefte is, maar het is wellicht niet zo eenvou
dig om tot een landelijk dekkend systeem te komen voor
een unieke aanduiding van objecten!
Overigens kan vooralsnog voor kadastrale grenzen ook
gebruik worden gemaakt van de links/rechts aanduidin
gen (de perceelnummers aan de linker- en rechterzijde
van de grens) als „key" om vervallen grenzen op te
sporen. Daarmee blijft het probleem voor bebouwing en
overige topografie nog wel aanwezig.
Op dit moment is voor de geautomatiseerde verwerking
van mutaties slechts de methode beschikbaar die gebruik
maakt van de verzameling coördinaten waarmee een
object identificerend wordt omschreven. Dit impliceert dat
NGT GEODESIA 93 6
267