Herleidbaarheid
stelsel werd verplicht. Professor Jean Henri van Swinden
was de voorvechter daarvan. Deze had in 1799 het rap
port over de totstandkoming van de meter gepresenteerd
aan de Franse wetgevende vergadering, reden voor
Muijlwijk hem de Peter van de Meter" te noemen.
De meter kreeg in 1875 internationale erkenning door de
ondertekening van de Meterconventie. De naam van Van
Swinden werd in 1971 gekoppeld aan het centraal labora
torium van de Dienst van het IJkwezen in Den Haag,
thans ook onderdeel van het geprivatiseerde NMi. In dat
laboratorium worden onder andere de Nederlandse stan
daarden gerealiseerd en geconserveerd.
Politiepet
Met het aannemen van een wet ben je er nog niet, er is
altijd toezicht nodig op de uitvoering daarvan. Contro
leurs moesten worden belast met het toezicht op het
gebruik van de juiste maten. Het waren aanvankelijk
stedelijke ijkers die daaraan (met hun eigen ijkmerken)
uitvoering gaven. In 1873 kwam er een landelijk in
specteur van het IJkwezen. De IJkwet van 1937 droeg de
controlerende taak op aan de Dienst van het IJkwezen,
onderdeel van het Ministerie van Economische Zaken. In
vaststellen van standaarden. De industriële revolutie
bracht een groei naar grotere meetnauwkeurigheid met
zich mee. Vooral in de metaalindustrie nam de nauwkeu
righeid van meet- en bewerkingsmachines een enorme
vlucht, maar ook in andere vakdisciplines klinkt tegen
woordig steeds meer de vraag „met welke nauwkeurig
heid is het gemeten?".
Muijlwijk aan een interferometer.
Het werk van het NMi
Het NMi werkt in opdracht van industrie en overheid, en is
belast met de uitvoering van de wettelijke keuringen en het
houden van toezicht op de uitvoering van de IJkwet en de Wet
op de Kansspelen.
Het NMi verricht de meest uiteenlopende keuringen en metin
gen. Van diamantschaien tot weegbruggen; van benzine
pompen tot olie-opslagtanks; van huishoudgasmeters tot hoge-
druk-meetinstallaties van de Gasunie.
Onderdeel van de keuringen is ook het testen van meetappara
tuur onder verschillende omstandigheden om de invloeden van
elektromagnetische velden, trillingen en temperatuurvariaties
vast te stellen.
1988 werd die wet zodanig gewijzigd, dat een zelfstandig
instituut die taak voortaan zou kunnen uitvoeren; dat was
de geboorte van het Nederlands Meetinstituut.
Behalve de wettelijke verplichting, waaraan het Meet
instituut een politiepet-functie ontleent, kreeg de praktijk
zelf ook behoefte aan nauwkeurigheidscontroles en
„standaardisering", waarmee hier wordt bedoeld het
SOEDE
Standaarden van Rijnlandse voet en Rijnlandse roede in de gevet
van het stadhuis van Leiden.
Het werk van het NMi is volgens IJssennagger daarom
gebaseerd op de wettelijke opdracht van de overheid
standaarden te bewaken en te controleren (naleving van
de wetgeving en controle op het gebruik van meetmidde
len) en op de behoefte van de maatschappij zelf, dat wil
zeggen de leveranciers en gebruikers van meetappara
tuur: de kwaliteitszorg. Meten zonder aan te geven met
welke nauwkeurigheid dat is gebeurd, is weinig zinvol.
Meten is borging van de kwaliteit. Zonder meten is kwali
teitszorg niet of nauwelijks mogelijk.
De (verzelfstandigde) taak van het NMi wordt uitgevoerd
in vier werkmaatschappijen, waarin momenteel zo'n drie
honderd medewerkers een taak vinden.
Meten is vergelijken
„Meten is vergelijken van de ene grootheid met de ande
re", legt Muijlwijk uit. Dat is gemakkelijker gezegd dan
gedaan, waarmee moet je vergelijken? Die platina stan
daardmeter uit Parijs is allang g.een standaard meer. Ze
werd diverse malen vervangen, met name in 1960 door
een lichtgolflengte (toch weer terug naar de natuur) en
tegenwoordig is de lichtsnelheid basis voor die lengte
eenheid. Om precies te zijn, is de meter de lengte van de
weg die het licht in vacuüm aflegt in een tijd van
1 299 792 458 seconde (17e CGPM (1983), Res. 1). Als
je dus de snelheid van het licht kent en de frequentie, kun
je de golflengte bepalen en daarmee kun je meten en ver
gelijken. Het zal duidelijk zijn dat het niet iedereen ge
geven is daar zomaar een duimstok tegenaan te leggen.
In het Van Swinden Laboratorium weet men daar echter
wel raad mee.
Geen enkel meetmiddel, zelfs niet dat van de meest
nauwkeurige geodeet, geeft de absolute grootheid aan.
Meten is nog altijd benaderen en de uitkomst is dan ook
altijd een benadering. De ware waarde zullen we nooit
kennen. Maar om te kunnen aangeven met welke nauw
keurigheid een bepaald instrument waarden aangeeft, is
NGT GEODESIA 93 - 6
271