Te breed of niet te breed
Daarnaast bestaat er de tendens, met name bij de leek,
om het probleem sterk te onderschatten. De oorzaak hier
van is dat de mens zelf moeiteloos in staat is zijn om
geving waar te nemen en te interpreteren. Daarom is het
soms moeilijk voorstelbaar dat dit proces zich zo lastig
laat automatiseren.
Tot besluit
Sommigen voorspellen, door de ontwikkelingen in GIS,
de ondergang van de fotogrammetrie; anderen zijn juist
euforisch over de nieuwe mogelijkheden. Veel disciplines
komen in een GIS samen, naast de fotogrammetrie bij
voorbeeld ook de kartografie, de geodesie en de remote
sensing. Als het technisch mogelijk is om verschillende
disciplines onder één dak te brengen, is dat alleen maar
toe te juichen, want het maakt de samenhangen van de
vakgebieden die ook alleen maar gescheiden door het
leven gaan omdat men het ooit dienstig achtte hen te
splitsen, alleen maar duidelijker. Zolang de fotogram-
meter in staat is een hoge kwaliteit te leveren, zullen zijn
diensten op waarde worden geschat, al dan niet in een
GIS-omgeving.
Literatuur
1. Ebner, H., Digitale terreinmodellen. NGT Geodesia 1993 no. 1,
p. 10 - 14.
2. Han, C. S., Fotogrammetrieop weg naar de ontwikkeling tot
GIS-software NGT Geodesia 1992 no. 11, p. 457 - 460.
3. Lemmens, M. J. P. M., Digitale beelden in de fotogrammetrie.
NGT Geodesia 1987 no. 12, p. 502 - 507.
4. Lemmens,M.J.P.M.,A Survey on stereo matching techniques.
Int. Archives of Photogrammetry and Remote Sensing 1988, vol.
27, B8, comm. V, p. 11 - 23.
5. Lemmens, M. J. P. M., Photogrammetry and remote sensing in
the USSR. Geodetical Info Magazine 1991, p. 54 - 57.
6. Riess, A., J. Albertz, R. Söllner, R. Tauch, Neue hochauflösende
Satellitenbilddaten aus Russland. ZPF - Zeitschrift fur Photo-
grammetrie und Fernerkundung 1993, 1, p. 42 - 46.
Het rapport „Het Geodetisch Onderzoek in Nederland"
heeft voor enige rimpeling op de anders zo spiegelgladde
geodetische wateren gezorgd. De auteur van het rapport,
Aardoom, is door diverse collega's ,,op het matje" geroe
pen en De Haan heeft hem in dit tijdschrift met weelderig
schuimend zandzeep de oortjes gewassen.
Waar gaat het om
Aardoom heeft in opdracht van de Nederlandse Commis
sie voor Geodesie (NCG) een inventarisatie uitgevoerd.
Waarmee houdt de geodetische onderzoeker zich zoal de
hele dag bezig?
Dat was de brandende kwestie.
Kosten noch moeite heeft Aardoom gespaard. Hij is stad
en land afgereisd en heeft een indrukwekkend aantal vak
genoten gesproken. Vakgenoten die gezien hun functie
een brede kijk op de geodesie hebben.
Maar er is gemor. Er wordt met deuren geslagen.
Hoe komt dat?
Heeft Aardoom er met de pet naar gegooid en alles uit z'n
duim gezogen?
Nee, niets van dat alles, Aardoom is degelijk te werk
gegaan.
Desondanks is het rapport bij verschijning in het voorjaar
van 1992 door sommigen met gemengde gevoelens ont
vangen.
Aardoom is een vakgroep A man.
Dat heeft tot enige vooroordelen in zijn inventarisatie ge
leid. Het onderzoek van zijn eigen vakgroep wordt uitvoe
rig onder de loep genomen. Over het onderzoek van die
andere vakgroep stapt hij met zevenmijlslaarzen heen.
Geen wonder dat hij daar dan weinig diepgang aantreft.
Vanuit een satelliet zie je immers niet hoe schepen zich
door een storm worstelen.
Hoe kon Aardoom in deze valkuil trappen?
Heeft hij zich laten leiden door eigen vooroordelen of
hebben die van zijn deskundige gesprekspartners hem
parten gespeeld?
Het feitelijk gewraakte punt in het rapport is de opmerking
dat de TU Delft te weinig theoretisch onderzoek verricht
aangaande vastgoedinformatiesystemen; een typische
vakgroep B aangelegenheid. Aardoom baseert deze
constatering op uitlatingen van deskundigen. Hij was van
deze uitlatingen, of eigenlijk meer nog door het getal van
zegslieden die zich in deze zin uitliet, behoorlijk onder de
indruk.
Aardoom kwam, hoorde en schreef de onzin op zonder
precies te weten waar het over ging.
Als onzin maar vaak genoeg herhaald wordt, wordt het
vanzelf de moeite waard om het op te schrijven.
Wie zouden toch die deskundige gesprekspartners zijn,
vraag je je onwillekeurig af.
Moet Aardoom nu met rotte tomaten bekogeld worden?
Allerminst. Aardoom treft geen blaam.
Dat de ene vakgroep binnen de Faculteit der Geodesie
geen hoge pet op heeft van de andere vakgroep, is ge
noegzaam bekend.
Kwalificaties als onwetenschappelijk, het stelt allemaal
niet zoveel voor en andere ongenuanceerde borrelpraat
worden nog weieens de wandelgangen ingeslingerd.
In de eigen keuken ruikt het nu eenmaal lekkerder dan in
die van een ander. Dat had de NCG moeten beseffen.
Daarom ook hadden ze de opdracht aan een tweeman
schap moeten uitbesteden, uit beide geodetische bloed
groepen één. Nu ligt er, De Haan constateerde het al, een
half rapport.
Ondertussen wordt een trieste waarheid duidelijk. Het
vakgebied der geodesie is klein maar breedgeschouderd.
Dat is niks om prat op te gaan. Want er liggen veel koe
koekseieren in het geodetische nest.
Je kunt er niet meer omheen kijken. Als hooggeleerden
dat al niet vergund is, hoe moeten dan ooit die arme stu
denten tot een samenhangend beeld van het vakgebied
komen
Te breed of niet te breed, dat is de hamvraag.
Piksel
328
NGT GEODESIA 93 - 7