f Besloten wordt dat Henk met de tachymeter eerst naar zijn opstelpunt wordt gebracht en daarna Goof en Tonny ieder naar een punt een kilometer of drie verder. Vanaf die punten zal Henk hen om de beurt, stap voor stap, inrichten tot ze allebei bij de tachymeter zijn. Gezamenlijk kunnen ze dan met de sloep terug naar de boot. Het karwei moet binnen een uur geklaard zijn, want dan komt de vloed alweer op. Als het goed wordt uitgekiend, kunnen dan een uurtje later de proppen de grond in wor den gespoten; dat gebeurt vanaf de sloep, dus moet er een halve meter water op de uitgezette punten staan. Sloep naar de wal Zo gaat het dan geschieden. Alle benodigde materialen, instrumenten, bamboestokken, proppen en spuitlans worden in de sloep geladen. Er kan dan nog net vier man bij. Tot vlakbij de zandplaat kunnen we varen, maar dan moeten we overboord. Het laatste stuk waden we door het water naar de zandplaat. Even later lopen we op de ribbelige zandplaat en worden de werkzaamheden vol gens het afgesproken schema afgewerkt. Henk dirigeert met de portofoon beide assistenten met centimeter- nauwkeurigheid naar hun eerste punt, dat met een bam- boespriet wordt verzekerd. Die sprieten houden het wel een paar dagen uit, als het weer een beetje normaal is tenminste, maar eenmaal is het hen overkomen dat een kleine twintig sprieten al na een dag door de zee waren weggespoeld. Dat was dus dubbel werk. Daarom werken ze het liever dezelfde dag af. Toch heeft Henk nog tijd om tussen de metingen door te wijzen op de interessante dingen die op deze schijnbaar dorre vlakte te vinden zijn: uitzonderlijk grote krukels, levende en dode kokkels, woekerende Japanse oesters en zeesterren, en af en toe vangt hij een groen beestje. Hoopjes kronkelig opgewoelde aarde verraden de aan wezigheid van kokerwormpjes, die de opziener met wat voel- en schudwerk boven de grond weet te halen. Veel mensen kom je hier niet tegen, maar verder is het alles behalve een dooie boel. De visserijmensen genieten dagelijks met volle teugen van dit leven midden in de natuur. De bakens zullen moeten worden verzet. 332 Goof gaat sprieten plaatsen. Ter compensatie van de overlast die deze reportage toch met zich meebrengt, assisteer ik een poosje bij de meet- ploeg en laat mij eveneens op enkele punten nauwkeurig inrichten. Tot mijn verrassing stuit de jalon op iets hards dat in de grond zit. Het blijkt een oude prop te zijn, slechts enkele centimeters van de ingerichte plek. Als er zo nog drie keer een oude prop blijkt te zitten op de berekende plaats, dan is het geen toevalstreffer meer. Het is een bewijs dat hier vroeger op de ouderwetse manier ook deugdelijk meetwerk is geleverd en bovendien dat er niets is „bij-veroverd". Er blijken ook eerlijke mensen te zijn. Als de ploeg weer compleet bijeen is ter plaatse van de tachymeter, is een aardig stukje plaat met sprieten ge tooid en staan de eerste al met de voeten in het water. Er wordt teruggevaren naar het eerste uitgezette punt en daar voltrekt zich binnen enkele minuten de inspuithan- deiing. Goof hanteert de meterslange spuitlans die hij, zodra de motor is aangeslagen, op de voet van de spriet richt. Binnen een minuut is er een diep gat in de grond gespoten, waar Tonny de hardhouten prop van ongeveer twee meter lang, in laat zakken. Met de voet wordt de paal aangestampt. Zo verandert het sprietenlandschap in heel korte tijd in een effen zeegezicht, waar niets erop wijst wat zich onder het oppervlak bevindt. De kwekers zelf zullen de komende dagen lange staken (of bakens) plaatsen bij die mooie nieuwe proppen, al of niet gesierd met vlaggen, plastic schijven of fietswielen om hun territorium te markeren. Wie hier volgende week langs vaart, kan dan zien dat ook hier de „soldaten netjes op een rij zijn gezet". Bekenden zullen dan zeggen: „Kijk, hier is Henk geweest". Tijdens de terugvaart naar de haven van Yerseke varen we langs een groot stuk dat „klaar" is. Het valt mij op dat Henk van den Bos met het ene oog voldaan kijkt naar het resultaat van die arbeid, maar tegelijkertijd met het andere oog ontdekt dat „de Yerseke 111" met een sleep net aan het werk is, wat niet mag. Want al zijn de mensen van de visserij-inspectie de laatste tijd vaak landmeter ter zee, het eigenlijke werk is toezicht houden op de visserij handelingen in het fraaie Oosterscheldegebied. Schipper Kosten zou gemakkelijk langs de staken de haven kunnen vinden, maar in zijn stuurhut heeft hij een ander navigatiesysteem tot zijn beschikkingSyledes, dat ook van Rijkswaterstaat is geleend. De schipper is er wel blij mee, hoewel het schril afsteekt bij de hypermoderne instrumenten van de mosselschepen. Wat die aan boord hebben, is om van te watertanden. Alleen hebben die geen „wondermachien". NGT GEODESIA 93 - 7

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1993 | | pagina 16