geschetste ontwikkelingen geen aanleiding tot een scher per onderscheid van de verantwoordelijkheden tussen coördinerend bewindsman en het veld wenselijk is. ad b) Over de heroverweging van rijkstaken in het kader van de GEO-operatie kunnen wij kort zijn. Wij vragen slechts uw aandacht voor de in de brief aan de Kamer uit gesproken belangrijke voorwaarde voor zelfregulering, dat partijen hieraan op een „open, zakelijke en bedrijfs matige wijze" meewerken. En, zo wordt vervolgd: „De veranderingen die de laatste jaren plaatsvinden in de organisatie en de wijze van opereren van overheden en overheidsdiensten geven mij het vertrouwen dat aan deze voorwaarde in toenemende mate wordt of zal wor den voldaan". Hier is evident, dat de wens de vader van de gedachte is. Naar onze mening is meer dan dat vereist en wenselijk, waarvoor wij verwijzen naar onze opmerkin gen onder punt a. ad c) Onder het onderdeel omtrent de heroverweging van het stelsel van rijksadviesorganen wordt in feite het tweede voorstel tot afschaffing van de adviesfunctie van de RAVI gedaan. Dit wordt toegelicht onder verwijzing naar de in te stellen „gebruikersraad" bij de verzelfstan diging van het Kadaster, waardoor „dit aspect van de rol van de RAVI zal komen te vervallen". Dat mag juist zijn, voor zover het gaat om de zogenaamde klant/produ- cent-verhoudingen. Het neemt niet weg, dat daarnaast het Kadaster gebruiker van gemeentelijke informatie is en voorts tal van andere problemen van bestuurlijk-organisa torische aard spelen of kunnen spelen, die het niveau van de klant/producent-verhouding overstijgen. Ook uit dat oogpunt is het wenselijk een heldere adviesstructuur in stand te houden in plaats van terug te vallen op ad hoc- advisering door partijen en/of deskundigen. Wij dringen hier te meer op aan, nu het wetsvoorstel Organisatiewet Kadaster voorziet in een zeer ingrijpende herstructurering van het Kadaster ter vergroting van de doelmatigheid (verzelfstandiging en reorganisatie). Dat proces is vooralsnog niet afgerond. Wij volgen het met belangstelling en koesteren er hoge verwachtingen van. Om dit beter te kunnen garanderen, hebben wij eer der bij schrijven van 21 februari 1992 en 21 maart 1993 tevergeefs aangedrongen op een aantal belangrijke aan passingen in het wetsvoorstel. De RAVI is het zelfs gelukt een unaniem advies van alle partijen tot stand te bren gen, dat helaas op geen enkel onderdeel consequenties heeft gehad voor het wetsvoorstel. Tenslotte is in dit verband van belang dat het voorstel de RAVI haar adviestaken te ontnemen, in strijd is met de strekking van artikel 6 lid 2 van het Besluit Informatie voorziening Rijksdienst. Hierin is bepaald dat de coördi nerende bewindslieden „bevorderen de instelling van één adviesorgaan voor het deelgebied dan wel de deelge bieden, waarvoor zij eerstverantwoordelijk is. Het advies orgaan kan de verantwoordelijke minister desgevraagd of uit eigen beweging van advies dienen". 2. Omvorming van de RAVI tot een overlegplatform Na het voorgaande zal duidelijk zijn, dat anders als gesteld is in de brief aan de Kamer tijdens overleg tussen de staatssecretaris en belanghebbenden géén overeenstemming is bereikt over de omzetting van de RAVI in een overlegplatform van partijen zelf, althans voor wat de VNG betreft. Wij zijn tot de conclusie geko men dat financiering van een zogenoemde basisvoorzie ning op fifty-fifty-basis door VROM en partijen voor ons onaanvaardbaar is. Wij achten het niet verstandig om ge- NGT GEODESIA 93 - 9 let op onze rol te participeren in een overleg dat op deze basis is gefinancierd. Een afschrift van ons schriftelijk standpunt aan de staatssecretaris van 17 februari jl. is ter kennisname bijgevoegd. Dit staat trouwens los van onze waardering voor de in het „bedrijfsplan" van de RAVI voorziene activiteiten. Niettegenstaande ons standpunt merken wij terzijde op dat voor de financiering van het overlegplatform verschil lende maatstaven worden gehanteerd. De coördinerend bewindsman is bereid een financiële bijdrage (de helft) te leveren aan de instandhouding van een overlegplatform als basisvoorziening naast een eigen bijdrage van de deelnemers. Het Ministerie van VROM zal een waar- nemers-zetel bezetten, terwijl onderdelen van het depar tement die zich op het terrein van de vastgoedinformatie bewegen, op gelijke voet als andere partijen, aan het overlegplatform kunnen deelnemen. Een alinea verder in de brief wordt echter de bijdrage van de coördinerend be windsman tevens geoormerkt „als bijdrage voor de even tuele deelname aan het overlegplatform door de rijks departementen, die nu lid zijn van de RAVI". Aldus wordt gemeten met twee maten. Consequent zou zijn, dat van deze departementen, net zoals van de verschillende onderdelen van VROM en alle andere deelnemers, een afzonderlijke bijdrage wordt verlangd, te onderscheiden van de toegezegde basisfinanciering op grond van de coördinerende verantwoordelijkheid van de staatssecre taris. 3. Inhoudelijke aanbevelingen van de RA VI De RAVI heeft een advies uitgebracht in de vorm van een concept-Structuurschets. Uit de brief van de staatssecre taris aan de Kamer blijkt echter niet, of het kabinet de Structuurschets als vastgesteld beschouwt met inacht neming van de in de brief gemaakte kanttekeningen. Er wordt slechts een zeer afstandelijk oordeel gegeven over de samenvattende aanbevelingen. Zodoende blijft ondui delijk, of het kabinetsstandpunt dient te worden verstaan als dé Structuurschets, zoals bedoeld in artikel 6 van het Besluit Informatievoorziening Rijksdienst. Wij dringen aan op een heldere uitspraak. Het kabinetsstandpunt over de inhoudelijke aanbevelin gen geeft ons tot slot slechts aanleiding tot de opmerking dat wij de vrijblijvende beoordeling afwijzen, die kennelijk het gevolg is van een afstandelijke opstelling. Dit punt raakt de kern van ons commentaar. Waar de coördine rend bewindsman een zo groot mogelijke afstand ver kiest, zijn wij van mening dat een krachtige en stimu lerende betrokkenheid een eerste vereiste is voor een doelmatige, doeltreffende en democratische informatie voorziening. Bij uitstek het terrein van de vastgoedin formatievoorziening leent zich daarvoor, vanwege haar inter-bestuurlijke karakter. De Structuurschets biedt hier voor ook tal van duidelijke aangrijpingspunten die van be lang zijn voor het realiseren van de aanbevolen „oplos singsrichtingen" voor de ruim 100 geïnventariseerde knelpunten, want opgelost is er vooralsnog niets. gr1"'1""j INPARK DIGITALISEERT SPOORWEGNET INPARK BELGIË Een digitaal karteringsproject voor de Vlaam se afdeling van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen verkeert op het ogenblik in zijn afrondings fase. Het project wordt uitgevoerd door het kantoor van Inpark Master te Gent in Vlaanderen. Het Belgische spoorwegdomein is nu grootschalig digi- 437

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1993 | | pagina 33