publikaties De interdisciplinaire benadering van de expositie trekt ook een inter disciplinaire bezoekersgroep. Daarbij worden bezoekers afkomstig uit andere vakgebieden in contact gebracht met de modernste tech nieken op bijvoorbeeld landmeetkundig gebied. Dit heeft als gevolg dat vanuit deze niet-landmeetkundige groepen werkopdrachten kun nen voortvloeien. Ook was duidelijk te constateren dat er een busi ness to business marketing ontstond. Bedrijven vonden daarbij wel licht partners voor de uitvoering van toekomstige projecten of legden contacten voor een nauwere samenwerking. Hans Vos GENERALISEREN, EEN ANDERE BENADERING „Automated Spatial and Thematic Generalization Using a Con text Transformation Model" Op 11 mei jl. promoveerde Ms. Dianne E. Richardson in Wage- ningen. De kern van haar onderzoek is hier beschreven. Het onderzoek op het gebied van de digitale kaartgeneralisatie heeft gedurende de laatste dertig jaar drie verschillende perioden gekend. In de eerste periode werden algoritmen voor de grafische weergave van gegevens ontwikkeld. Deze betroffen meestal de simplificatie van lijnobjecten. In mindere mate werden ook algoritmen voor het verplaatsen, combineren en symbolisch weergeven van objecten onderzocht. In de tweede periode werd vooral aandacht besteed aan de efficiëntie en effectiviteit van algoritmen. Daarbij werden de algo ritmen van de eerste periode onder andere getoetst op de reductie van het aantal coördinaten, de verandering van hoekigheid van ob jecten, de lengtereducties die ze bewerkstelligden. In de tweede helft van de jaren tachtig ving de derde periode aan, waarin meer om vattende benaderingen van kaartgeneralisatie aan de orde kwamen. In deze periode is een aantal modellen ontwikkeld, zoals die van Nickerson en Freeman, van McMaster en Shea, en van Brassel en Weibel. Tot nu toe zijn deze modellen nog nauwelijks gerealiseerd in informatiesystemen. Misschien komt dat doordat er nog geen goe de regels zijn gedefinieerd voor kaartgeneralisatie, maar het kan ook komen doordat het hier om een zeer complex proces gaat. In de literatuur wordt de aard van deze complexiteit goed beschre- Interface Processes Generalization Strategies Necessity Factor Processes Map Initiator Select Thematic Context Scale Identify Need i.e. Analysis or Design Superclass Generalization of the NFik for the dasses within a super dass. Data Extraction A (e)>A (e+1) p px the mean Classification Generalization and required spatial aggregation Class Generalization uses the mean of the NFfc lor the dasses within a super dass. Data extraction l(c)>l(c+1) Attribute Vfedue Within Class Generalization (NF J where i is each of the map object dasses k is a thematic realm such as landcover Attenuations Strategie voor de generalisatie met de ,,Ncessity"-factor. 446 ven; toch ziet men dat de meeste onderzoekers slechts modellen ontwikkelen voor het oplossen van deze complexe problemen op het niveau van de grafische weergave. In deze dissertatie wordt van die lijn afgeweken; hier wordt het generalisatieprobleem als een gege vensbankprobleem behandeld en worden technieken ontwikkeld, die zich meer op kaartinhoud richten dan op vorm. Het hier ontwikkelde generalisatiemodel geeft een logische methode om te beslissen welke objecten wanneer op een kaart moeten wor den weergegeven. De procedures om kaartinhouden vast te stellen, moeten zo flexibel mogelijk hanteerbaar zijn, om een zo groot moge lijke variëteit aan gebruikers te kunnen bedienen. Tegelijkertijd moet de methode de mogelijkheid bieden om het generalisatieproces te kunnen beheersen en evalueren. Daartoe moet het proces tot elke gewenste mate van gegevensreductie kunnen leiden, terwijl deze reductie op ieder gewenst gegevensniveau kan worden gemeten. De methodiek om deze doelstellingen te bereiken, is drievoudig. Ten eerste, in de terminologie die wordt gebruikt voor gegevensmodelle- ring, moeten we het externe niveau onderzoeken om de gebruikers wensen te kunnen doorzien. Daarna wordt op conceptueel niveau een generalisatiemodel ontwikkeld, dat voldoet aan de wensen op het externe niveau. Hierbij moet aandacht worden besteed aan GIS- modellering. Tenslotte moet op het interne niveau het conceptuele model in een logisch model worden gerealiseerd. Het onderzoek op het externe niveau omvat een onderzoek naar ge bruikerswensen, daarbij gelden een aantal overwegingen en bevin dingen. Een belangrijke bevinding is dat gebruikersgroepen sterk variëren en dat daarom gegevens op vele verschillende manieren worden geïnterpreteerd. Een andere bevinding is dat gebruikers een hoge mate van flexibiliteit verlangen met betrekking tot de interactie met het systeem, dit om aan hun diverse wensen te voldoen. Het generalisatie- en het GIS-model op het conceptuele niveau moe ten voldoen aan de eisen van het externe niveau, ze moeten daarom flexibiliteit bieden ten aanzien van het gebruik van de ruimtelijke en de thematische gegevens voor vele verschillende doeleinden. Het conceptuele GIS-model wordt eerst behandeld. Dit model moet vertaalbaar zijn in logische gegevensstructuren, die meervoudig gebruik en interpretatie van de gegevens toelaten. Dit model moet verschillende niveaus van gegevensabstractie toelaten in overeen stemming met verschillende generalisatie-eisen zoals met betrek king tot toepassingsveld en schaal. Bovendien moet het model de generalisatie en specialisatie van objecten in een classificatiehiërar chie ondersteunen, evenals de constructie van geaggregeerde ob jecten. Tenslotte moet het mogelijk zijn om locatie- en thematische gegevens zowel onafhankelijk van elkaar als in onderlinge samen hang te generaliseren. Met het oog op al deze eisen is voor een topo logisch gegevensmodel gekozen. Ten tweede komt het conceptuele generalisatiemodel aan de orde. Dit model is ontwikkeld, geïmplementeerd en getest uitgaande van de eisen op het externe niveau. Het sluit bovendien aan op de logi sche gegevensstructuren die voortvloeien uit het conceptuele GIS- model. Het generalisatiemodel moet aan vele verschillende gebrui kerswensen kunnen voldoen. Gegevens moeten bijvoorbeeld kun nen worden aangepast aan de context waarin ze worden gebruikt, dat wil zeggen ze moeten context-transformaties kunnen ondergaan. Een dergelijke context wordt onder andere bepaald door de gebrui kersbehoefte, het onderwerp dat wordt gekarteerd en de weergave- schaal. Hoewel er legio contexten te bedenken zijn, spelen er ten aanzien van kaartgeneralisatie twee aspecten een belangrijke rolde ruimtelijke analyse en het kaartontwerp. Voor het vaststellen van kaartinhoud bij generalisatie wordt in deze dissertatie een beslisfunctie gedefinieerd. Deze functie is gebaseerd op het gebruik van een „necessity factor"; verder wordt deze functie direct gekoppeld aan het onderliggende gegevensmodel. Deze „ne cessity factor" geeft in combinatie met het gegevensmodel met haar classificatie en aggregatiehiërarchieën, een grote flexibiliteit ten aan zien van de samenstelling van de weer te geven verzamelingen van objecten. De verschillende methoden om de „necessity factor" te berekenen in combinatie met deze hiërarchieën, geven de mogelijk heid om op verschillende niveaus in de classificatiehiërarchie te ge neraliseren. Deze generalisatieprocessen kunnen gebaseerd zijn op zowel objectselecties, op basis van de waarden van de attributen op deze verschillende niveaus, als op klassegeneralisatie en/of ruimte lijke aggregatiestappen. De externe eisen en de conceptuele modellen voor generalisatie en GIS worden door middel van logische gegevensstructuren gereali seerd. De resultaten van dit onderzoek tonen aan dat de gebruikte gegevensstructuren als basis kunnen dienen voor een grote variëteit aan generalisatiemogelijkheden voor de verschillende vormen van gegevensabstractie. De resultaten op het conceptuele en het logi sche niveau zijn onderzocht aan de hand van de diversiteit die men van de verschillende gebruiksomgevingen van ruimtelijke en thema- NGT GEODESIA 93 - 9

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1993 | | pagina 42