1 geteld door een teller die is aangebracht op de molen-as. Nu het aantal actief draaiende windmolens zich steeds meer uitbreidt, is het toch een probleem om voldoende capabele molenaars te vinden, die de molens draaiende kunnen houden. In de praktijk blijkt zelfs dat door perso nele omstandigheden de draaipremie soms geheel niet wordt benut. STiiwlllfe ""I *t/'r -• *r*SmL. si Fig. 3. ,,Den Olden Florus", een standaardmolen in Terschuur. In alle rust en eenvoud draaiend op de kracht van de wind. Voor zo'n inrichting is een hinderwetvergunning overbodig. Gelukkig komen er naast de nog altijd aanwezige geroutineerde beroepsmolenaars veel geschoolde vrijwil ligers beschikbaar. Deze laatste groep wordt vanaf 1970 opgeleid door „Het Gilde van Vrijwillige Molenaars". De amateur-molenaars werken hoofdzakelijk in het week end. Door dit inititief zijn weer veel windkorenmolens regelmatig ambachtelijk in gebruik gekomen. Het meel wordt verkocht aan bakkers en particulieren, waarbij leden van het „Gilde van Echte Bakkers" tot de vaste af nemers behoren. Juridische aspecten In dit artikel wil ik hoofdzakelijk ingaan op de juridische mogelijkheden met betrekking tot windmolens, om via een vigerend bestemmingsplan, eventueel aangevuld met gericht af te sluiten overeenkomsten, te komen tot en het handhaven van een molenvriendelijke omgeving van de windmolen. Voor een juridische bescherming zijn wa terdichte overeenkomsten en regels nodig. Deze kan men splitsen in een privaat- en een publiekrechtelijk deel. Het privaatrechtelijk deel omvat ten eerste een onderzoek naar al of niet bestaande rechten ten aanzien van de windvoorziening in combinatie met de inrichting van de molenomgeving. Indien zo'n onderzoek niets oplevert, zullen alsnog pogingen moeten worden ondernomen om rechten te vestigen, zodat de functionaliteit van de wind molen zo optimaal mogelijk gewaarborgd blijft. Met het privaatrechtelijk deel worden in de eerste plaats de windrechten bedoeld. Windrechten kunnen worden onderscheiden in: recht van windvang: een zakelijk recht uit hoofde waarvan de eigenaar van een windmolen van iedere eigenaar/gebruiker van een omliggend erf kan eisen dat deze zich onthoudt van bebouwing of beplanting die schadelijk kan zijn voor de windvang; windrecht: recht om wind te gebruiken ten behoeve van de uitoefening van het molenaarsbedrijf; recht van molendwang: verplichting waarbij de inwo ners van een bepaald gebied op een aangewezen mo len hun graan moesten laten vermalen. Deze rechten vielen onder de „heerlijke" rechten en wer den in 1798 (Franse Tijd) afgeschaft. Sommige van deze rechten zijn later in het Koninkrijk Holland weer hersteld. 498 Het herstel werd aangekondigd in het Staatsblad van 26 maart 1814. Dat dit toch niet ondubbelzinnig was, blijkt uit de vele publikaties en jurisprudentie die nog steeds ver schijnen over dit onderwerp. De thans door de Hoge Raad gevormde leer komt hierop neer dat de in 1814 herstelde rechten (SB d.d. 26 - 3 - 1814) van een eigen natuur zijn en dat op de verkrijging en het tenietgaan van deze rechten de regels van het hui dige gemene recht alleen van toepassing zijn voor zover de aard en het karakter van de herstelde rechten zich te gen een dergelijke toepassing niet verzetten. Hieruit kan men mijns inziens concluderen dat het wind recht en het recht van molendwang niet meer bestaan, maar het recht van windvang hoogstwaarschijnlijk wel. Het „oud" recht van windvang is echter nog nooit door de Hoge Raad getoetst. Daar komt nog bij dat, naast dit pro bleem, deze eventuele „oude" rechten zeer moeilijk zijn op te sporen. Door het ontbreken van goede plaatsaan duidingen in de akten in de periode vóór 1832 is het moei lijk beschreven rechten te transformeren naar de huidige terreinsituatie. Pas vanaf 1832, de ontstaansdatum van het Nederlands Rijkskadaster, is het gebruik van een lan delijke, eenduidige plaatsaanduiding/liggingsbeschrij ving door middel van de kadastrale aanduiding (kadas trale gemeente, sectie letter en perceelnummer) in nota riële akten bedoeld voor grondtransacties en het vestigen en het teniet laten gaan van zakelijke rechten verplicht. Gezien het voorgaande wordt in de praktijk eigenlijk geen rekening gehouden met deze „oude" rechten uit het ,,pre"-kadastrale tijdperk. De zakelijke rechten geregistreerd na het ontstaan van het Kadaster, zijn wel op te zoeken en te lokaliseren, daar ongeveer vanaf die datum het registreren en het noemen van een kadastrale aanduiding (plaatsvastlegging) in de bij het Kadaster over te schrijven notariële akten verplicht is (Boek 1 BW). Een erfdienstbaarheid is zo'n zakelijk recht. De definitie van een erfdienstbaarheid luidt als volgt: Een erfdienstbaarheid is een last waarmee een erf bezwaard is tot gebruik en ten nutte van een erf, dat aan een andere eigenaar toebehoort (art. 70 NBW - 5.6.1) Met betrekking tot de molenomgeving kan dat dus inhou den dat een molenaar ten behoeve van zijn erf, waarop de molen staat, het recht krijgt (heeft) de wind ongehin derd over een bepaalde afstand over omliggende erven naar zijn molen te laten stromen (fig. 3). De erfdienstbaar heid betekent in zo'n geval dat het eigenaren van om liggende (beschreven) percelen verboden is te bouwen of beplantingen aan te brengen, die de ongehinderde wind- toevoer verstoren. Zo'n recht moet wel uitvoerig en exact worden beschreven om effect te kunnen hebben, spe ciaal ten aanzien van de juiste kadastrale aanduiding(en) en de inrichtingsbepalingen met betrekking tot de directe molenomgeving. De hierboven beschreven zakelijke rechten moeten wor den vastgelegd in een door de notaris opgemaakte over eenkomst en overgeschreven in de openbare registers van het Rijkskadaster. Misschien ten overvloede: het recht van windvang kan nooit ontstaan door verjaring. Het is namelijk een zogenaamde „onzichtbare" erfdienst baarheid. NGT GEODESIA 93-10

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1993 | | pagina 14