publikaties
literatuur
Wakker van L&R sprak als samenwerkingspartner. Hij roemde de
prettige samenwerking met Rummel die goed klikte („We vormden
een onverslaanbaar team"). Nadat eerst contacten met Kootwijk
bestonden (zij ontwikkelden en gebruikten het laser-meetsysteem,
de groep van Wakker verwerkte de gegevens) kwamen later de con
tacten met Rummel, die hij omschreef als een aardwetenschapper
met een brede integrale belangstelling. Hij zou graag de samenwer
king voortgezet zien; omdat beide een inwerktijd nodig hebben
(Rummel in München en Wakker als rector-magnificus) zal deze sa
menwerking misschien over een jaar op poten kunnen worden gezet.
Hij zei te verwachten dat de bestuurders van de TUD deze nieuwe
samenwerking zullen koesteren.
Annemarie van Gelder trad vervolgens op namens Snellius. Ze be
nadrukte het goede contact tussen Rummel en de studenten en de
zeer goede eigenschappen als docent: hij wist, ondanks de pittige
stof, de interesse van de studenten heel goed te wekken.
Als laatste spreker kwam Aardoom aan bod, die namens de faculteit
sprak. Hij ging in op de loopbaan van Rummel aan de faculteit, die
op één maand na dertien jaar had geduurd.
Rummel stond aan de wieg van het onderzoeksproject aardgericht
ruimte-onderzoek, een project dat een grote (internationale) bekend
heid heeft gekregen. Zijn voorkeur lag daarbij duidelijk bij het theore
tische onderzoek, het instrumentele onderzoek stond wat verder van
zijn directe belangstelling.
Rummel heeft aan de faculteit bijna alle bestuurlijke functies be
kleed, die mogelijk zijn, heeft „minstens" zes maal als (co)promotor
opgetreden en „laat dan ook geen onbeheerde boedel achter".
Verder is Rummel een „beminnelijk man"; niet alleen het vak telt,
maar juist ook de mensen. Vanuit de groep werd dan ook gesteld dat
in het profiel van de nieuwe hoogleraar miste dat ook hij „goed koffie
moet kunnen zetten"!
In zijn slotwoord ging Rummel nog kort in op enkele opmerkingen,
alhoewel hij aangaf dat direct reageren niet zijn sterkste punt is (van
daar dat hij zo weinig zei in de vergaderingen van het college van
decanen: „ik ben een langzame denker").
Waarom is hij weggegaan? Dat is moeilijk uit te leggen. Hij vergelijkt
zichzelf met een voetbalcoach, die een nieuw team wil beginnen,
een nieuwe uitdaging wil aangaan. De van Snellius gekregen trui
(met de Stokes-formule erop) trekt hij „in principe" aanstaande dins
dag tijdens college aan; „in principe", maar het zal niet gebeuren,
want in München doe je zoiets niet.
(Herman de Wolff in ,,Geopinie" van 17 juni 1993)
GLOBALE EN LOKALE GEODETISCHE SYSTEMEN
ir. G. L. Strang van Hees, publikatie 30 van de Nederlandse Commis
sie voor Geodesie, secretariaatThijsseweg 11, 2629 JA Dei ft. Prijs:
f 15,—.
Deze in maart 1993 verschenen publikatie geeft een overzicht van
verschillende coördinaatsystemen, kaartprojecties en transforma
ties. In de loop der jaren zijn veel ellipsoïden berekend, waarbij de
geometrische grootheden a (halve lange as) en f (afplatting) de best
passende ellipsoïde beschreven. Sinds de opkomst van de satelliet
methoden is de precisie van de berekening van deze grootheden
sterk toegenomen en zijn ook andere grootheden, zoals massa en
rotatiesnelheid van de aarde van belang.
Het Global Positioning System (GPS) maakt gebruik van het World
Geodetic System (WGS84). Om coördinaten te kunnen omrekenen,
moet men een datumtransformatie toepassen. In hoofdstuk 4 wordt
de werkwijze uiteengezet. In hoofdstuk 5 wordt een beknopt over
zicht gegeven van de kaartprojecties, waarbij een vergelijk wordt ge
maakt tussen kartografisch en geodetisch gebruik. Voor geodetisch
gebruik spelen de conforme projecties de belangrijkste rol. Aan de
orde komen de Stereografische projectie (Nederland), de Lambert-
projectie (België), de Mercator-projectie (zeekaarten), de Transver
sale Mercator-projectie (Duitsland en Scandinavië) en UTM.
Na de Tweede Wereldoorlog hebben verschillende vereffeningen
van het Europese net plaatsgevonden. Ze hebben geleid tot coördi
naten in European Datum 1950 (ED50) en later bij hervereffening
met gebruikmaking van Doppler- en GPS-metingen tot coördinaten
in European Datum 1987 (ED87).
In de hoofdstukken 12 en 13 worden de transformaties van RD naar
WGS84 en RD naar ED50 (UTM) en omgekeerd behandeld. In de
volgende hoofdstukken komen de transformaties van Belgische
coördinaten naar ED50, van ED50 naar ED87 en van ED87 naar
WGS84 aan de orde.
Daar ED50 en ED87 gebaseerd zijn op de internationale ellipsoïde,
en de huidige GPS-metingen gebruik maken van het WGS84-
systeem, is in 1989 een begin gemaakt met een nieuw Europees
systeem: EUREF (European Reference Frame). In de toekomst zal
na inpassing van het RD-systeem het Netherlands Reference Frame
(NEREF) ontstaan.
In hoofdstuk 18 wordt ingegaan op hoogtesystemen: de relaties
tussen hoogteverschillen verkregen uit waterpassing, GPS- en
zwaartekrachtmetingen worden hier weergegeven. Summier wordt
het verband weergegeven met Belgische en Duitse hoogtesystemen
en met referentievlakken die op zee worden gebruikt. In hoofdstuk 19
wordt een schema gegeven voor de berekening van RD-coördinaten
en NAP-hoogten uit GPS-metingen.
Zoals in de inleiding wordt vermeld, is het boekje bedoeld voor
gebruik in de praktijk. Theoretische afleidingen worden dan ook niet
gegeven. In het tijdperk van de ruimtelijke geodesie voorziet deze
zeer goed verzorgde publikatie duidelijk in een behoefte. Het is in
middels al in gebruik bij het onderwijs in de geodesie aan de Hoge
school Utrecht.
Nieuwe metingen zullen in de toekomst aanleiding zijn voor kleine
aanpassingen en nieuwe systemen. Bij een herdruk (en die zal er
zeker komennog een opmerking over de titelaangezien het woord
„globaal" in het Nederlands een andere betekenis heeft dan het
woord „global" in het Engels, zou het een aanbeveling kunnen zijn
om de titel dan te wijzigen inWereldwijde en lokale geodetische
systemen.
ir. J. W. Ormel
De hieronder vermelde tijdschriften kunnen door de lezers van
NGT Geodesia worden geleend bij ing. H. A. Schok, Vakgroep
Landmeetkunde, Landbouwuniversiteit, Postbus 339, 6700 AH
Wageningen.
International Journal of Geographical Information Systems
1993-1
Fotheringham, Rogerson, GIS and spatial analytical problems.
Laughlin, Hutchinson, Mackey, An intuitive approach to analysing
small point-source spatial data sets. Milne, Milton, Smith, Geographi
cal object-oriented databases a case study. Xiang, A GIS method
for riparian water quality buffer generation. Chuvieco, Integration of
linear programming and GIS for land-use modelling. Nijkamp, Schot
ten, Spatial information systems: design, modelling and use in
planning.
Geo-lnformations-Systeme
1992-3
Köbie, Smiatek, Datenbedarf und Datenverarbeitung in der Kartie-
rung kritischer Luftbelastungen. Töpfer, Generalisierungsaufgaben
in GIS. Menke, Rechnergestützte Generalisierung mit PHOCUS.
Liang Tang, Automatic extraction of specific geomorphological ele
ments from contours. Ebner, Digital Terrain Models and their Appli
cations.
1992-4
Büttcher, Der Einsatz von GIS im Geomarketing. Harbeck, Zusam-
menarbeit von Wirtschaft und Verwaltung bei der Gewinnung und
Nutzung geotopographischer Basisdaten. Schellerer, Objektorien-
tierung in geographischen Informationssystemen anhand aktueller
Anwendungsbeispiele. Kienegger, Photo Sation: An Operational
System for Data Capture and Updating of Geographic Databases
Using Aerial Photography. Jürgeng, Fander, Soil erosion assess
ment and simulation by means of satellite remote sensing and
ancillary digital data.
1993-1
Ziiger, Steinborn, MOMS-02-D2: Premiere of Three-Linear Stereo-
Imaging from Space. Seige, Meissner, MOMS-02: An advanced high
resolution multi-spectral Stereo Scanner for Earth observation. Bo-
dechtel, Lörchner, Sommer, Ammer, Koch, Schneider, Geoscientific
objectives and expected thematic performance of the MOMS-02
imager. Ackermann, Das MOMS-02-Stereosegment Ein hochge-
naues System der digitalen Photogrammetrie. Barwinski, Kickbusch,
Steinborn, Konzept für eine operationelle Nutzung der MOMS-02-
Daten bei einem Landzeit-Wiederflug nach 1994. Haydn, Marketing
Aspects of MOMS-Data.
510
NGT GEODESIA 93 - 10