Landelijk Grondgebruiksbestand van Nederland Een voorwaarde voor combinatie is dat alle bestanden dezelfde geografische positie en projectie hebben. Indien dit niet het geval is, moet de geometrie van één of meer bestanden worden aangepast. Dit kan worden bereikt door paspunten, zoals eerder beschreven. Bij combinatie van satellietbeelden met verschillende pixelgroottes zullen door uitvoering van een resampling alle pixels dezelfde grootte moeten krijgen. Ingeval van koppeling van originele satellietbeelden met vectorbestanden zullen deze laatste eerst moeten wor den omgezet in rastervorm. Hierbij moet de grootte van de rasters overeenkomen met de pixelgrootte van het betreffende satellietbeeld. Na classificatie van satelliet beelden is het grote aantal (combinaties van) reflectie waarden van de verschillende pixels teruggebracht tot een beperkt aantal grondgebruiksklassen. Niettemin is het vaak nog problematisch de rasterstructuur om te gras kale grond maïs loofhout granen naaldhout bieten heide aardappelen overig natuurgebied fruitbomen open water bollenteelt wegen en bebouwing overige gewassen Tabel 3. Legenda van de eerste versie van het LGN-bestand. zetten naar vectorstructuur. Door de aanwezige ruis in het classificatieresultaat is het aantal polygonen dat ont staat na omzetting naar vectorbestanden vaak zo groot, dat we te maken krijgen met beperkingen van de GIS- programmatuur. Hierdoor kan slechts met relatief kleine gebieden worden gewerkt en zullen (grote) studiegebie den moeten worden gesplitst in deelgebieden. Bovendien zijn de grenzen van de uit rasterbestanden afgeleide polygonen in eerste instantie trapvormig, hetgeen voor presentatiedoeleinden vaak minder gewenst is. Er zijn verschillende technieken beschikbaar om de getrapte polygoongrenzen om te zetten in meer vloeiend verlopen de grenzen. Een probleem hierbij kan zijn dat deze om zetting vaak niet omkeerbaar is. Hoewel de omzetting van satellietbeelden of vanuit satel lietbeelden afgeleide grondgebruiksbestanden naar een vectorbestand niet mogelijk of inefficiënt is, is het goed mogelijk om uit satellietbeelden afgeleide grondgebruiks informatie in te voeren in een bestaand vectorbestand. Zo kunnen bijvoorbeeld voor iedere polygoon de opper vlakten van de daarin aanwezige grondgebruiksklassen worden vastgesteld. De resultaten hiervan kunnen als attributen worden opgenomen in het vectorbestand. Vanwege de grote vraag naar actuele grondgebruiksge- gevens is in 1988 door DLO-Staring Centrum besloten het Landelijke Grondgebruiksbestand van Nederland (LGN-bestand) te vervaardigen door classificatie van satellietbeelden [8], Dit bestand is vervaardigd door DLO- Staring Centrum in samenwerking met DHV Consultants BV. Het project, dat is uitgevoerd met financiële steun van de Beleidscommissie Remote Sensing, had een experimenteel karakter, omdat er nog weinig ervaring was met de classificatie van satellietbeelden voor grote heterogene gebieden. Een evaluatie door de gebruikers NGT GEODESIA 93 - 12 heeft aangegeven dat een actualisering van het LGN- bestand gewenst is en dat de kwaliteit van het bestand aanzienlijk moet worden verbeterd. Inmiddels is een betere classificatiemethodiek ontwikkeld en is in 1992 gestart met de actualisering van het LGN-bestand. Satellietbeelden en klassen Voor het grootste deel van Nederland zijn Landsat-TM beelden van 3 augustus 1986 gebruikt. Voor de gebieden die op deze datum bewolkt waren of buiten het beeld van 3 augustus 1986 vallen, zijn beelden van andere datums in 1986, 1987 of 1988 gebruikt. De satellietbeelden zijn geometrisch gecorrigeerd, zodat de ligging van de satel lietbeelden overeenkomt met die van de topografische kaart van Nederland (stereografische projectie; coördina ten volgens Rijksdriehoekmeting). Om optimaal aan te sluiten bij de bladindeling van de topografische kaarten, is de pixelgrootte „geresampled" naar 25 x 25 m. Aan de hand van discussies met potentiële gebruikers van de grondgebruiksgegevens en op grond van ervaring met de interpretatie van satellietbeelden is besloten de klassen uit tabel 3 op te nemen in het LGN-bestand. Stratificatie en classificatie Voorafgaande aan de classificatie is Nederland verdeeld in 52 min of meer homogene gebieden wat betreft grond gebruik en bodemtype. De grenzen van deze strata zijn gedigitaliseerd en opgeslagen als een vectorbestand. Door de classificatie voor ieder stratum afzonderlijk uit te voeren, wordt de verwarring tussen verschillende klassen beperkt. De classificatie is uitgevoerd met de maximum likelihood methode. Na afloop van de classificatie is een 3x3 majority-filter toegepast. Deze filtergrootte leverde een optimaal classificatieresultaat op voor de grondgebruiks klassen in het bestand [8], Hoofdklassen Subklassen 1 Landbouw 1.1 gras 1.2 maïs 1.3 aardappelen 1.4 bieten 1.5 granen 1.6 overige landbouwgewassen 1.7 kale (landbouw)grond 1.8 glastuinbouw 1.9 boomgaard 1.10 bollen 2 Bos 2.1 loofbos 2.2 naaldbos 3 (Open) natuurgebied 3.1 open begroeid natuurgebied 3.2 kale grond in natuurgebied 4 Water 4.1 open water 4.2 vaarwegen 5 Bebouwing 5.1 stedelijk bebouwd gebied 5.2 bebouwd gebied met veel groen 5.3 kale grond in bebouwd gebied 5.4 bebouwing in buitengebied 5.5 hoofdwegen en spoorwegen Tabel 4. Legenda van het geactualiseerde LGN-bestand (zie fig. 2). De onderstreepte klassen maken deel uit van hetbasis- grondgebruiksbestand 605

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1993 | | pagina 13