A
si
r
P.
pj
zj sj
L
>;|-
worden gerealiseerd. Als alternatief kan de landmeter
tijdens een tachymetrische opname één of meer lijnen
evenwijdig aan de op te meten lijn definiëren door op
gave van een bepaalde code en een tussenafstand.
Deze waarnemingen worden echter niet via SCAN
DETAIL vereffend, maar later via de module LIJN-
CODERING uitgewerkt.
Basismetingen
Werkt en denkt de landmeter in het terrein nog in reken-
codes, bij de verdere verwerking van de metingen op
kantoor in SCAN-DETAIL worden alle waarnemingen in
de metingrecords vertaald naar zogenaamde basismetin
gen. De overige puntinformatie zoals lijncode en classifi
catie, die niet voor de coördinaatberekening nodig is,
wordt om SCAN-DETAIL heen geleid en apart opgesla
gen in een zogenaamd „puntenbestand".
Ten behoeve van SCAN-DETAIL zijn alle mogelijke meet-
constructies en controlemetingen teruggebracht tot een
vijftal basismetingen [17].
In fig. 4 vindt u een overzicht van basismetingen met
daarbij de relatie naar de in het terrein gebruikte meet-
constructies (rekencodes). Een conversieprogramma
zorgt voor de omzetting van het formaat van de reken-
codes naar dat van de basismetingen. De geometrische
relaties „haaksheid" en „evenwijdigheid" worden later
vanaf de meetschets (veldwerk) aan het digitale metin
genbestand toegevoegd; daarvoor zijn immers geen
rekencodes voorhanden.
De vijf basismetingen worden in het navolgende toe
gelicht, waarbij onder elke tekening van het metingtype
tevens de recordindeling is weergegeven.
T-meting (tachymetrie)
Voerstralen mogen volledig (richting ri j afstand s^) of
onvolledig (richting óf afstand) zijn gemeten. Bij onvolle
dig gemeten voerstralen dient het betreffende richtpunt
uiteraard ook in een andere meting te zijn opgenomen.
Basismetingen DETA
Rekencode SD'76
T tachymetrie
voerstraalmeting
01, 02, 05
L meetlijn
loodlijnmethode
verlengde
10, 11
12
M matenserie
blok- en controlemaat
bogensnijpunt
30, 31, 40
21
R geometrische relatie
collineariteit
snijpunt
rechthoekigheid
evenwijdigheid
41
20
via veldwerk
via veldwerk
I identiek verklaren punt
42
Fig. 4. Vertaa/tabel nieuwe" en ,,oude" meetconstructies.
Indien een punt excentrisch is aangemeten, dient dit via
een codegetal en een afstand te worden aangegeven.
Binnen de T-meting bestaat een rubriek „grondslag
code" (GS), waarmee men de gemeten punten kan
markeren voor grondslagberekening. De in het terrein ge
meten punten met rekencode 02 krijgen in ieder geval
automatisch deze grondslagcode mee.
Bij de eerste tachymetrische opstelling binnen een meet-
project wordt geadviseerd om als eerste richtpunt een
ongeveer noordgerichte oriëntering te nemen, voorzien
van een „fictieve" afstand. SCAN-DETAIL kiest dan als
rekenbasis het opstelpunt en het eerste richtpunt, waar
door bij de te vervaardigen proeftekening ook een noord-
gerichte afbeelding wordt verkregen.
L-meting (meetlijn)
Zowel metingen volgens de loodlijn- als meetlijnenmetho
de kunnen (door elkaar) worden verwerkt met dit me
tingtype.
OPSTELPUNT
RICHT
PUNT
GS
AFSTAND
VERT.
HOEK
EXC
EXC.
MAAT
BEGINPUNT
EINDPUNT
RICHTPUNT
VOETPUNT
LOODUJN
RICHTPUNT
T
TREKMAA1
TREKPUNT
De betekenis van de symbolen in de tekening is als volgt
P0 opstelpunt
P,, Pj richtpunten
o0 oriëntering van de richtingmeting
De betekenis van de symbolen in de tekening is:
P0, Pj, Pjdetailpunten in de meetlijn
a,voetpuntsmaat
14
NGT GEODESIA 94 - 1