t t
O
r-
n
~l'
c—L
Het bestand bevat per punt de volgende gegevens:
S selectiecode
Men kan via een aangeven of het punt
moet worden geselecteerd voor het uiteindelij
ke bestand dat in het LKI-hoofdbestand moet
worden verwerkt. Deze mogelijkheid is handig
om een meetproject voor verdere bewerking te
kunnen opsplitsen;
L lijncoderingscode (fig. 3) [6];
CCC: LKI-classificatiecode;
T terreincode SCAN-DETAIL (idealisatie);
V verschuivingscode met afstand.
Op deze plaats worden de gegevens over lij
nen evenwijdig aan een opgemeten lijn opge
nomen. De mogelijkheden zijn daarbij een lijn
links of rechts of aan beide zijden van de opge
meten lijn;
xx aantal malen dat een punt in het metingen
bestand voorkomt, geconstateerd na de bere
kening in SCAN-DETAIL.
In fig. 5 is een voorbeeld opgenomen van een volledige
meting (veldwerkschets) met vermelding van de records
van de gebruikte basismetingen.
Toetsing waarnemingen
Het detecteren en tonen van fouten geschiedt op een
andere wijze dan voorheen. De meest eenvoudig toepas
bare vuistregel is nu, dat de gebruiker een foutieve waar
neming of punt primair opspoort door de grootste W-
toetsen (per waarneming en per puntnummer) te analy
seren. SCAN-DETAIL geeft tevens een indicatie van de
geschatte fout in de basismetingen of de coördinaten. Op
deze wijze kan de omvang van een fout in één van de
waarnemingen (bijvoorbeeld richting of afstand) of het
verkeerd identificeren van een punt betrekkelijk eenvou
dig worden gevonden en gecorrigeerd.
Kwaliteitskenmerk
SCAN-DETAIL berekent per punt naast de vereffende
coördinaten ook een standaardafwijking, die wordt ver
taald naar een precisiekenmerk in het LKI-hoofdbestand.
Dit kenmerk zorgt ervoor dat de gebruiker inzicht krijgt in
de algemene bestandskwaliteit van een bepaald gebied.
Dit speelt een grote rol bij de juiste keuze van aansluit-
punten om nieuwe metingen in te passen.
Ook bij activiteiten zoals de hervereffening van digitale
kartografische gegevens van mindere kwaliteit is een
goede kwaliteitsbeschrijving van de objecten essentieel.
Het precisiekenmerk zorgt voor het juiste gewicht bij het
corrigeren van de coördinaten van objecten.
Naarmate het kartografische bijhoudingsproces steeds
meer op digitale bestanden plaatsvindt en minder op am
bachtelijk getekende kaarten, waar de ervaren gebruiker
de kwaliteit (precisie en betrouwbaarheid) als het ware
van kan „aflezen", is een correcte kwaliteitsbeschrijving
van steeds groter belang. We moeten daarbij overigens
niet de illusie hebben dat de rekenprogrammatuur zich
zodanig zal ontwikkelen, dat we als gebruikers zelf geen
geodetische kennis meer behoeven te bezitten. Een her
nieuwde en op de huidige stand van zaken aangepaste
HTW, zoals onder andere bepleit door prof. Teunissen
[12], is absoluut nodig; dit om de praktijk op de hoogte te
houden van de nieuwste toegepaste theoretische verwor
venheden en om richtlijnen te verschaffen om met deze
nieuwe technieken effectief om te gaan.
99-7 (noord-richting)
96-7
05-2
04-3
-Q
01-1 i
-O-, 03-4_
02-3'^
L
08-7
-ö
11-2 i
13-1 r
100».
29-7
28-7
15-1
i
18-2 1
i 16-2
17-2
20-8 19-2
14-2
Fig. 5a. Uitgewerkt voorbeeld van basismetingen.
bekend punt
nieuw detailpunt
nieuw object
bestaand object
type basismeting
16
NGT GEODESIA 94 - 1