■J" F Dr. ir. J. J. Gerbrands (Faculteit der Elektrotechniek, TU Delft) koos een onderwerp op waarnemingstechnisch ge bied: Patroonherkenning en remote sensing". In hun algemeenheid bestrijken deze bezigheden natuurlijk een breder terrein dan de aardwetenschappen, maar zij vin den ook daar belangrijke toepassingen. Beeldanalyse en patroonherkenning richten zich op informatie-extractie uit digitale beelden, waarbij objecten in die beelden automa tisch worden herkend en geclassificeerd. De rol van kunstmatige intelligentie en expertsystemen is hierbij onmiskenbaar. Dit alles speelt zich af in een stochasti sche omgeving met statistische variabiliteit. Met dit laat ste aspect sloot spreker aan bij het thema van de dag. Als voorbeeld behandelde hij textuuranalyse. Er zijn diverse textuurmaten in omloop. In wezen zijn veel van deze maten gebaseerd op de ruimtelijke correlatiefunctie. Tex tuurmaten dienen de kwantificering van grijswaardevaria ties die niet noodzakelijkerwijze fysisch behoeven te wor den geïnterpreteerd, maar die uitgangspunt zijn voor de segmentatie, waarbij een beeld in min of meer schijnbaar homogene componenten wordt ontleed; „min of meer" gezien de genoemde statistische variabiliteit. Bij de uit eindelijke patroonherkenning worden aan de onderschei den beeldcomponenten semantische aspecten verbon den. De voorbeelden die spreker ontleende aan de remote sensing (reconstructie van kavelindeling en een wegenpatroon) onderstreepten dat de besproken technie ken ook toepasbaar zijn op andere terreinen waarop de geodesie werkzaam is. Met Variabiliteit van weer en klimaat" was drs. F. M. Selten (KNMI, De Bilt) de laatste inleider. Hadden eerde re sprekers aandacht gevraagd voor variabiliteit in de vaste aarde en in de hydrosfeer, nu ging het over de atmosfeer. Niets in het aardse systeem is zó wispelturig als het weer en het klimaat, vooral op onze gematigde breedte, waar het weer in sterke mate wordt bepaald door voorbijtrekkende depressies. Deze hebben een gemid delde levensduur van rond vijf dagen. Weersvoorspelling komt hier dus in feite neer op het voor spellen van de ligging en sterkte van deze depressies. Hoofdprobleem daarbij is het ontstaan van een depressie in haar prilste stadium te onderkennen. De gemiddelde voorspeltermijn voor het weer is bij gevolg gelijk aan de gemiddelde levensduur van depressies, dus vijf dagen. Zelfs met een perfect model en bij perfecte kennis van de toestand van de atmosfeer zal de voorspeltermijn de limiet van twee weken niet kunnen overschrijden. De voorspelbaarheid van het weer, dus de kwaliteit van de weersverwachting, wordt in overwegende mate bepaald door de stabiliteit van de kleinschalige stroming in de atmosfeer. Zulke kleinschalige stroming wordt bij de be perkte resolutie van de modellen niet beschreven, maar kan wel gemakkelijk ontaarden in stromen op grotere schaal. De onzekerheid die hiermee gepaard gaat, is de oorzaak van de variabele kwaliteit van de weersvoor spelling. Bij een meer stabiele toestand van de atmosfeer behoort een betere kwaliteit. Naast de hoogfrequente variabiliteit (tijdschaal korter dan tien dagen), veroorzaakt door de zogenaamde weersystemen, kent de dynami sche meteorologie een laagfrequente (tijdschaal tien tot negentig dagen), veroorzaakt door grootschalige golf patronen (weerregimes). Ook op een tijdschaal van één tot tien jaar is er nog grote variabiliteit, samenhangend met de mate waarin weerregimes zich kunnen hand haven. Karakterisering van het klimaat door gemiddelde grootheden heeft door deze langschalige variabiliteit weinig nut. Inderdaad misschien een „chaotische reflectie van ge dane suggesties en gerealiseerde follow-ups", maar toch onderwerpen die méér gemeen hadden dan dat ze be trekking hadden op het systeem Aarde. De problemen zijn schijnbaar verschillend, maar de gereedschappen om ze aan te pakken, blijken soms dezelfde te zijn. De term „opschaling" is in de geodesie niet gangbaar, maar als een satellietbaan op grote hoogte in het zwaarte- krachtsveld moet worden geanalyseerd, dan geldt wel dezelfde soort vraagstelling. Van de uitwisseling van ge dachten en problemen ter gelegenheid van symposia als dit kunnen aardwetenschappers, zoals geodeten in som mige opzichten toch ook zijn, veel van elkaar leren; niet altijd wat de uitkomsten van hun onderzoek aangaat, maar vooral over eikaars werkwijzen. Op de twee facetten van het begrip „variatie" het ruimtelijke en het tijde lijke werd al gewezen. Tijdens het symposium ging het over beide. Geodetische aandacht voor het ruimtelijke aspect is er, misschien wel per definitie, altijd geweest; aandacht voor variatie met de tijd is aanleiding de contac ten met de fysische aardwetenschappen aan te halen. prof. dr. ir. L. Aar doom PROMOTIE „GEODESIE MEER DAN LANDMETEN" IN ZEELAND Veertienduizend bezoekers trokken eind november 1993 langs de beroepenstands in de Goese Zeelandhallen. Kinderen van de meeste Zeeuwse scholen deden daar pogingen te ontdekken welk beroep het meest aantrekke lijk oogde om zijn of haar toekomst te gaan bepalen. Het zag er trouwens niet zo erg naar uit dat velen daartoe serieuze pogingen ondernamen. De strijd om de tasjes, pennen en petjes was heel wat spannender dan een serieuze demonstratie van getoonde arbeid. De geodesie deed driftig mee. In een kleine, maar na drukkelijk aanwezige stand waren de meest spectacu laire uitingen van ons beroep geëtaleerd middels foto's, video en vernuftige apparatuur. Als stille vennoot sloeg bronzen geodeet Jules vanuit een hoek de activiteiten gade. Wat doen geodeten? O O U jïe .SaJe/i'eieMi ril lucfak Wat doen geodeten? 44 NGT GEODESIA 94 - 1

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1994 | | pagina 46