nvk
wel een beetje vreemd aan tegen „Deensch en Engelsch
Noord Amerika", om nog maarte zwijgen over „Russisch
Amerika" (het huidige Alaska).
De laatste kaart is wellicht de meest interessante en geeft
een afbeelding op grotere schaal van „Nieuw Holland"
(Australië). Hollandse benamingen als „Vriendschaps
eilanden, Schipperseilanden, Gezelschapseilanden en
wat dacht u van de „Lage of Gevaarlijke Eilanden"?
Deze reeks benamingen verraadt wellicht de sfeer van de
tijd van ontdekkingen van nieuw land. Opvallend is dat de
nulmeridiaan niet door Greenwich loopt, maar ongeveer
door het hart van IJsland, een verschuiving van ongeveer
15° in westelijke richting. De Oosterlengte wordt dan ook
steeds uitgedrukt met „Oostelijk van Ferro". Ik heb deze
plaats niet kunnen ontdekken en ken de historie van de
verschuiving voor de nulmeridiaan niet.
De atlas, welke zeer goed is uitgevoerd, is beslist de
koopsom van f 89,— waard, en biedt een mooi overzicht
van de wereld uit een tijd welke ik tot op dit moment nog
niet heb kunnen ontdekken. Misschien dat de uitgever in
een begeleidend schrijven wat meer informatie kan
geven over de atlas, bijvoorbeeld over het gebruik, de tijd
van vervaardiging en de makers van de kaart. Dit zou
voor menig „kaartfanaat" een aangename aanvulling
kunnen zijn.
De atlas is voor iedereen die weieens op een avond,
zittend bij de open haard en genietend van een drankje
zich kan „verliezen" in de details van een kaart, een
aanwinst.
Hans Vos
m SATELLITE GEODESY
Günther Seeber, uitgegeven bij W. de Gruyter, 1993, 531
p., ISBN 3 11 012753 9.
Vier jaar na het verschijnen van de Duitse versie is er nu
een herziene, in het Engels vertaalde versie verschenen.
Oorspronkelijk is het boek gericht op het onderwijs in de
geodesie, maar ook voor anderen lijkt het goed bruikbaar.
Bijna alle mogelijke onderwerpen van de satellietgeode-
sie worden behandeld; door de breedte van het onder
werp niet alle even uitvoerig.
Ruime aandacht wordt gegeven aan algemene onder
werpen als coördinaatsystemen, golfvoortplanting, he
melmechanica en baanbepaling. Na een overzicht van de
satellieten die voor de geodesie van belang zijn, volgen
twee uitgebreide hoofdstukken over het TRANSIT-
systeem en GPS (het enigszins gedateerde hoofdstuk
over cameratechnieken daargelaten). Van beide syste
men wordt eerst het meetprincipe verklaard en de syste
men en beschikbare ontvangers beschreven. Veel plaats
is ingeruimd voor de methoden van gegevensverwerking,
planning van campagnes en voorbeelden van meetop-
zetten.
De rest van het boek behandelt andere ruimtetechnieken
als satelliet-laserafstandmeting, VLBI en altimetrie. Ook
is nog een korte beschrijving opgenomen van het Rus
sische GLONASS. Het boek wordt afgesloten met een
vergelijking van de toepasbaarheid van de verschillende
technieken op de geodesie en een uitgebreide index en
literatuurlijst.
Het boek is goed leesbaar en de stof wordt geïllustreerd
met veel voorbeelden. Verder is het goed verzorgd en
bevat het veel verklarende figuren en tabellen.
In vergelijking met het vorig jaar verschenen boek van
Hofmann-Wellenhof over GPS is dit boek fundamenteler
opgezet. Hier wordt veel meer ruimte gegeven aan de
algemene theorie, zoals baanmechanica en foutenbud-
get, en wat minder aan uitgewerkte formules en voorbeel
den voor het verwerken van de gegevens.
Martin van Gelderen
M UIT DE INHOUD VAN HET KARTOGRAFISCH
4^ TIJDSCHRIFT 1993.XIX.3
jvfh. Artikelen
F. J. Ormeling sr.: Kartering in voormalig Brits- en
Nederlands-lndië
De kartering van voormalig Brits- en Nederlands-lndië
was in handen van militaire organisaties. De Engelsen
legden reeds in 1767 de grondslag voor de prestigieuze
„Survey of India". De grote driehoeksmeting van het Indi
sche subcontinent was een bewonderenswaardige pres
tatie. In Nederlands-lndië ontstond een zelfstandig karte-
ringsinstituut stapsgewijs tussen 1853 en 1907. In beide
landen moest vanwege het klimaat en de toen nog slech
te infrastructuur onder moeilijke omstandigheden worden
gewerkt. Bij de soevereiniteitsoverdracht aan India (1947)
en aan Indonesië (1949) kon, al vertoonde de kaartbedek-
king in beide landen nog grote leemten, met voldoening
worden teruggezien op hetgeen in moeilijke omstandig
heden werd verricht.
R. P. G. A. Voskuil: De marine-expedities naar en de
opneming van de kusten van Nieuw-Guinea in de
eerste helft van de 19e eeuw
Onder het bewind van de Verenigde Oostindische Com
pagnie waren gedeelten van de oostelijke Indische archi
pel nog maar weinig bekend. Dat gold met name voor het
voormalige Nieuw-Guinea (nu Irian Jaya), waarvan de
kusten ontoegankelijk waren en het gebied daardoor van
geen enkele economische betekenis was. In dit artikel
bespreekt de auteur een aantal expedities van marine
schepen in de eerste helft van de vorige eeuw langs de
kusten van dat Nieuw-Guinea. Het beschrijft ook welke in
vloed de expedities hadden op de afbeelding van dat ge
bied op hydrografische kaarten.
A. J. Pannekoek: Als geograaf bij de Topografische
Dienst in het vroegere Nederlands-lndië
De Kartografische Afdeling van de Topografische Dienst
in het vroegere Nederlands-lndië hield zich met name
bezig met de kleinschalige karteringen. De auteur was
van 1936 tot 1946 hoofd van die afdeling en naast de nor
male karteringen die werden uitgevoerd, is het interes
sant te lezen hoe door de kaartenmakers al werd gean
ticipeerd op een mogelijke oorlog, welke daadwerkelijk
begin 1942 Nederlands-lndië bereikte.
J. Rais A. H. Polderman: De karteringscomponent
van het TRANS-V-project in Indonesië
Indonesië maakt, zoals veel landen in Zuidoost-Azië, een
dynamische groei door. Dit uit zich ook in investeringen
in de „geodetische infrastructuur". Onder het Transmi-
gratie-V-programma werden aanzienlijke activiteiten in
het vakgebied, in de ruimste zin van het woord, opgezet.
Daarbij kwam bijna alles aan bod: hogere geodesie,
waterpassen, SAR, luchtfotografie, satellietbeelden, to
pografische karteringen en nog meer.
NGT GEODESIA 94 - 1
47